Met een harde smak val ik in een betonnen greppel
of met een te groot verzet
aan een te grote snelheid
mis ik een bocht
en wie rijdt daar toch tegen mijn zoevend achterwiel.
Ik glijd over het wegdek naar het zachte gras op de berm.
Mijn rennersbroek is erg gescheurd en ik ben al
door het vloeiende bloed besmeurd.
Een groot renner worden en dan vallen, godverdomme.
Ach, eindelijk is de ambulance daar en ik denk: wat een stiel.