Pas laat heb ik die jongen uit Rijpwetering toe-
gezongen, namelijk toen hij in Giavera Montello
- ook zo'n uitgelezen oord - was weggesprongen.
Daarmee gingen de heren Steef en Teun akkoord,
waarna zij eensgezind in de remmen knepen.
Tot dan toe had ik het op bleke Jopie niet begrepen.
Wel had ik hem het wieltjeskleven allang vergeven.
Per slot van rekening was hij de enige die
de kannibaal kon volgen op Alp en Pyrenee.
Maar dat hij zich in tachtig door Lepe Dries liet kussen
Aan de meet, voelt nu nog als een slangenbeet.
Albert Megens