Oefenend met kunstlicht op de rollen kijkt hij
de kamer in. Waar een ander op grote hoogte traint
is waar hij de schemer schrapt en schrijft
en aan veel syndromen lijdt. Het Van Looy-syndroom.
Dat van Stendhal en dat van Merckx. Het hart
van Bitossi. De Ha van Haghedooren.
Terwijl zijn evenbeeld over een stuur gebogen zit
weet hij steeds weer zichzelf op stang te jagen.
Parafraseert waar een ander demarreert.
Gaat zitten waar een ander op de pedalen loopt.
Niet ver meer van de streep vecht hij zich vooruit
in de galerijen van de eeuwigheid. Verbetenheid
doet hem grijnzen. Alsof hem in zijn jeugd iets
is aangedaan dat hij alsnog iemand betaald
moet zetten, laaft hij zich aan eigenwaan.
Hij ziet zichzelf met strakke vingers
naar de hemel wijzen. Geeft ons op een blaadje:
op een goeie dag en één voor één schrijf ik
jullie allemaal voorgoed naar huis.