Een flyer op de fiets

je broer was thuis, je wou
nochtans je kamer tonen;
ik bracht dan maar
jouw racefiets naar mijn wagen

mijn dag der dagen, mijn trots
zoals jij rotsvast zat op het zadel
men mocht een vol glas
neerplanten op je rug,
je zou niet morsen

een flyer op de fiets,
een Didi Thureau of Fons de Wolf,
en niets overtrof de zon:
die beleefde de uren van z’n leven
toen een fusee van licht en kleur
uiteenspatte op je aangezicht
en bonter op je fietstrui

de Schelde lag te blinken
en mijn gemoed dat welde op:
het op en neer van jouw dijen
had de souplesse van een grote

ja, een Thureau of De Wolf
en onze klassieker liep langs
het water – heb ik jou aangeraakt
die dag: neen, je schilderde mij
een pater, een kuise coach
die het tempo mocht bepalen
en mocht winnen in de sprint

dag van mijn dagen, feestelijke
tocht langs mijn geliefde rivier
op de dijk op uitkijk stonden
jaloerse mannen, je riep:
kom aan, kom klaar, maar niet tot hier


Staf de Wilde