klotsende stenen steken plots schots en scheef
in de denderende wielen een maalstroom
van gevloek getier het trappend vee valt
met bloed en kuitenvet bemodderd slijk in oog in oor
en mond een berg vol dampend vlees enkel
één gesmeerde ketting sleept ratelend door
een stilte voor de storm striemt alle renners
in plukjes rijzen roodverbrande koppen op
de fietsen in gelid of verfrommeld tot schroot
een deel blijft achter grommend de mond vol
tandenknarsende woorden ploegleiders blaffen
de rest gaat door pompt in nieuwe streken op
en neer naar de volgende keistroken vol stof
cadanszoekers daveren van links naar rechts
verdwijnen onhaalbaar snel zo aan die einder
de gevallenen zien later oneervol het stadion
nog juist leeglopen de glorie is vergeven en
geen microfoon kan de teleurstelling in de
hakkelende woorden van de verliezers ook maar enigszins temperen
Kees van Meel