Regen en meeuwen waaien landinwaarts.
En omdat het geen weer is om een hond
door te jagen, rijdt daar dan maar een rij
renners, een sliert van kromgebogen mannen
op metaal. Schouder tegen schouder zoeken
deze piotten beschutting in rotten. Leunend
en diagonaal. Tot ze, kreunend, alleen nog
weet hebben van volgen.
De strakke zeebries is er om het peloton te ordenen.
En een waaier wordt zo lang als de weg breed is.
Er zijn de dapperen, er zijn de schuin-
marcheerders. Aan kant moeten ze, die laatsten.
Als in een tafereel van Permeke: schots en scheef,
met de elleboog op een denkbeeldige toog wapperend,
kapseizen zij expressionistisch uit het lint.
Raken zij in de wind.
Patrick Cornillie