Herman Van Springel en Jan Janssen

of
de tragische clash in de Tour van '68
of
de luttele 38 seconden 50 jaar later

1. De triestige proloog

De Golden Sixties waren niet al goud dat blonk,
er zaten ontelbaar veel giftige adders onder het gras:
de moord op Che Guevara trilde nog na in La Higuera
waar zijn bloed maar niet wou stollen,
in Vietnam spuiten uit duizenden aders
helrode fonteinen van vernieling en verdriet,
in Saigon krijgt een Vietcong een kogel
door het hoofd terwijl de wereld toekijkt,
Martin Luher King sneuvelt, Rudi Dutschke bijna,
Robert Kennedy valt in het bloedspoor van zijn broer,
in Frankrijk trekken arbeiders en studenten
schouder aan schouder ten strijde -allons enfants-,
het Ancien Régime wankelt maar Le Général
die twee wereldoorlogen heeft overleefd staat pal,
de revolte loopt zich tegen zijn pantser te pletter,
in Leuven krijgt eng nationalisme de Walen buiten,
een egocentrische voorbode van 'Eigen Volk Eerst'.
Ik kokhals in mijn jonge kop die Vinkenooggewijs
liefde wil en alleen maar liefde.

2. Het jaar na Simpson

Over het Kanaal, noordwestelijk en Brits, ligt
in de schaduw van een vermoorde mijnschacht
het gevelde lichaam van de te ambitieuze kampioen,
Tom Simpson slaapt er zijn zegeroes en utopia uit,
onder een zwarte grafsteen die niet laat vermoeden
hoe wit de plaats was waar hij een jaar eerder is gestorven:
op een berg, genaamd Ventoux, een bleke desolate plek waar
alleen de wind en hitte thuis zijn, een knekeltuin van rotsen.
Maar anno 1968 laat de Tour de berg koud en
duldt hij geen zweet van afgematte renners op zijn flanken.
De karavaan spreekt met gedempte stemmen uit één mond
over de één jaar oude martelaar en draait daarna ongegeneerd
de zwarte bladzijde om met wild wentelende wielen.
De Tour is hard als staal en kent geen mededogen,
heel soms krijgen zijn gevallen helden er een monument
waaronder zij eeuwig naar adem mogen snakken.

3. De val van chouchou Poupou en de open strijd

Quatorze Juillet, la douce France schittert
met haar onaantastbaar aureool rond Jeanne D' Arc
-de enige ware koningin van dit hemels land-
wanneer op weg naar de ovenhete stad Albi
de chouchou suprême van het wielerminnend volk
door een motard tegen het wegdek gekegeld wordt.
Grieks drama over het hellezwart en heet asfalt,
Poulidor ziet zijn zegekansen in rook opgaan en
rijdt als een bloedend Limousinrund over de meet.
Albi laat zijn Meesterschilder Toulouse Lautrec
de katafalk voor de gevallen renner inkleuren zoals
de Meester dat ooit met het tentzeil deed waarop La Goulue
haar Moulin Rouge-benen de lucht inzwaaide,
morbide French Cancan voor de gekwetste renner.
's Anderendaags duiken Aimar en Pingeon in het gat,
met hier en daar ook een flard Wolfshohl en Bitossi
wordt de as Rome-Berlijn in oorlogloze eer hersteld.
Op de achtergrond de Belgen Bracke en Van Springel,
een wereldrecordhouder en zijn stille secondant
die de gele trui van zijn sponsor Poeders Mann
nog niet als voorbode van dat andere geel ziet.

4. De Onze Lieve Vrouw van Jan in Putte

Naast de voordeur van Jan's zonverlicht huis:
in een klein venster zit een glasraam
een en al kleur en Onze Lieve Vrouw te zijn:
woont hier een doodbrave ouderwetse katholiek,
vraag ik me af maar vrouw Cora zegt gewoon
dat haar kundige vader het heeft gemaakt.
Jan zal me daarna onomwonden bekennen
dat hij veel aan zijn geloof heeft gehad,
dat het hem sterkte in moeilijke momenten:
godsvrucht als ultieme scapulier tegen drama's en
valkuilen in het peloton, tegen het noodlot
dat om elke bocht naar de renners loert,
een heilige glasraamvrouw als duwtje in de rug
op weg naar het stralend geel in Vincennes.
De gentleman-coureur die zich veilig en geborgen weet
onder een baldakijn van fladderende engelen.

5.De pijn van Herman

Die zwartgele zondagnamiddag van 1968 in Vincennes:
in de sombere catacomben van de wielerbaan
zit hij ineengedoken, een gekwetst en verslagen dier,
kop tussen schouder, tranen in de ogen.
De gele trui zit kleurloos om zijn verlamd lijf
dat geschokt en afgepeigerd de nederlaag en
de ontgoocheling verwerkt, een moderne Christus
zonder doornenkroon, onzichtbaar gekruisigd,
pijn tot in de kleinste vezel van het lichaam
dat vertraagd de tijdrit naar Golgotha herbeleeft en
beeft en schudt tot in zijn kleinste pezen.
Troosten lukt niet, ook al zit er een arm om zijn schouder,
de hemel die op het arme hoofd is neergestort is
hel geworden, een vlamloos inferno van verlies
dat zijn klauwen in het hijgend lichaam priemt.

6. Een Hollander in België

Er hangt altijd wat gezonde ouderwetse spanning
in de lucht wanneer Belg en Nederlander
vredig samen zitten en hun tongen scherpen
aan een andere taal die finaal dezelfde is.
Maar Jan weet beter nadat hij geel won en
na zijn wat onverwachte zege in de Tour
komt koersen in het land van Brel en Kuifje,
wanneer hij er dan zeldzaam op zijn fiets springt
zijn het awoertgeroep en schelden niet uit de lucht,
iets wat hem nu nog altijd kwetst. En terecht.
Maar The Times They Are a-changin:
met de jaren werd Belgische mildheid zijn deel,
hij zegt dat hij in het Aalsters na-Tourcriterium
voor de exquise oldtimers van de koersfiets
op applaus en aanmoedigingen wordt onthaald,
de tijd heeft het oud rumoer de mond gesnoerd,
nu rest hem nog de glans van de verdiende roem.

7. Oranje supporter

'Dirk Dirkszoon ?
Matthijs Mathijsen ?
Jonas Jonaszoon ?
Gilles Gillijnsen ?

Wat te denken van:
Klaas Klaassen ?
Dries Driessen ?
Of Hans Hanssen ?

Een echte Hollander
viert elke 21 juli nog
de naam van Jan,
de eerste Janssen.'

      Peter Ouwerkerk

Holland stond die zondag op zijn kop,
de old fashioned koningin Juliana verdween somber
tussen de droeve plooien van haar huwelijk,
de goede oude Pontiac van Wim Van Est tikte
alsof hij nog maar pas geolied was, het ravijn lag al lang
in muffe wielerboeken tussen demente rotsen begraven.
Koning Jan wekt in Parijs met een chronorit de natie
die in een diepe zomerslaap gevallen was.


8. Tricolore supporter

'Altijd mee vooraan, altijd
Herman, held van mijn jeugd
helden houden afstand
om held te blijven
Herman blijft mijn held
zelfs van heel dichtbij
waar zijn kacheltje brandt
en blijft branden.'

          Mark Uytterhoeven

Met een speels gebaar naar Paul Van Ostaijen
groet Mark 's morgens de dingen maar tegelijk vergeet
hij nooit om bij elk ochtendlijk kraaien van de haan
aan zijn jeugdidool te denken: Mark Uytterhoeven
als supporter pur sang, doordrongen van onwrikbare trouw,
ooit begenadigd reporter van kamwielen en rennerszweet,
nu uitblazend bij het altijd warme kacheltje van Herman.

9. Rochefort

Driekwart eeuw oud of beter: jong,
want Herman oogt als een jeune premier,
ontspannen, scherp, alsof hij nog maar pas
zijn racefiets aan de koershaak heeft gehangen.
Hij nodigt me uit op een hoogfeest voor de tong:
het savoureren van een donkere Rochefort,
een godendrank  klaargestoomd door paters
die er hun hemel op aarde mee verdienen.
Het zalig vocht brengt dichter en renner
dichter bij elkaar, juli '68 ligt ver achter de rug en
wordt een schaduw die steeds maar kleiner wordt en
in het huis geen zichtbare sporen heeft achtergelaten.
Oké, er is nog een groene trui waarmee Herman
ooit Parijs en de Tour verliet, een wollen troostprijs
voor het geel dat van zijn schouders werd gerukt.
De mooie rennerskop droomt even weg,
Herman, een man die warmte uitstraalt,
een groot kampioen zonder kapsones,
a sportsman for all seasons.

10. Zalf op verse wonden

Jan weet goed hoe kwetsbaar hij is als mens,
elke nieuwe dag die hem wordt gegund
is en blijft hij dankbaar, ook voor de zonnegele trui.
Want ook de kelk is niet aan hem voorbijgegaan,
de gevreesde ziekte knaagde zijn rust aan flarden:
hij kraakte, knakte, greep een tweede kans
die hij nu met gans zijn lijf en kop benut.
Ik hoor hoe hij in zijn woorden de hand reikt
aan Herman en zegt: Ik heb je geklopt maar
ken je pijn, vergeef me de zegeruiker die
ik je nu nederig en in vriendschap bezorg.

11.Oranje-gele gekte

Jan werd als een god in Nederland ontvangen,
zijn gele Tourtrui kreeg er een oranje gloed en
zowel man als vrouw gingen door het lint
toen hij in het criterium van Chaam zijn faam
met 150 000 uitgelaten supporters zag bekroond,
zij schoten er als paddenstoelen uit de grond,
sommigen knielden neer en kusten het asfalt
waarover hun held zopas was voorbijgeflitst.
Wielergekte tussen Heineken en braadworst.
Alles werd met beverige televisiebeelden
tot in de huiskamers gebracht, kijkvreugde alom,
in de bioscoop groeide het Polygoonjournaal
door het timbre in de stem van Philip Bloemendal
uit tot een feest van hemelse retroklanken,
Bach en Mozart met een wielersausje overgoten.

12. Brothers in arms

De zon schijnt gulzig in het Grobbendonkse huis,
de groene trui baadt in een zee van licht,
een tweede Rochefort doet zijn zaligmakend werk
in kop en benen, Herman is van diamant en goud
wanneer hij over de koers en het leven praat.
Tot de jong gestorven zoon verschijnt,
een ver en mistig beeld zonder woorden,
we kijken mekaar in de ogen, brothers in arms,
we zien hoe onze jongens samen door een hemel fietsen,
Peter en Miguel, beiden veel te jong verdwenen,
diepe littekens in het vlees van renner en dichter
die treuren om de uit het nest gevallen vogels.
' Daarmee vergeleken zinkt mijn nederlaag
van juli '68 kompleet weg in het niets', zegt Herman.
Een haast sacrale stilte wordt en is voor altijd ons deel,
we komen binnen net buiten tijd, gedwongen opgave,
de draaiende wurggreep van de wijzers op de klok .


Willie Verhegghe

Eerder verschenen in De Muur, juni 2018