34 - 50

Ik sloeg een gat in mijn dromen 
toen ik de berg als een pater beklom.

Het staal van mijn vork 
heb ik geruild voor carbon.

Op alle flanken heb ik gepatineerd, 
vlaktes heb ik bedwongen op het grootste verzet. 

Op kasseien heb ik mijn ziel
uit de wind gezet, 

voor de liefde heb ik meermaals
het hoofd gebogen. 

In de verte heb ik nooit een eindmeet gezien.