Tijdens de week ontglipt ze me,
zoals het wiel dat altijd voor me uit rijdt.
Ze vult bidons
met geduld, maakt ovenschotels
chasse patate, mijn gebreken
scheert ze glad.
Op zondag vertel ik al mijn kadermaten:
voor haar ben ik carbon.
Straks gaan we slapen, zij en ik
zoals een fietsschoen in het plaatje klikt.