“God moet een groot oog
hebben om alles te zien
wat we hebben verloren of zijn vergeten”
in alle kerken, beklimmingen en afdalingen tegelijk
Jonas Abrahamsen draagt op zijn witte pak
wel honderd rode ogen
zij zien de droom van een jonge Noorse renner
Alex Zingle springt over een dood lichaam
dat achteraf niet dood blijkt te zijn
Wielrenners verliezen zichzelf
soms in andere wielrenners
Een sprint is een soort van doodsstrijd
waarin je altijd hoopt te kunnen herrijzen
Als je opspringt uit de doden
danst de aarde
met alles wat leeft
de kroegtijger en het zevenblad
de kale jonker en de tjiftjaf
In het marmer van de kerken
tekent zich een nieuw patroon
Alex Zingle ontsnapt uit duizendknoop
In Oostenrijk valt alsnog het vonnis
Ik weet niet meer wat ik heb verloren
dat ik ooit opnieuw verliezen zal
Ik denk het oog van god
en de vierde knoop in derde knoopsgat.