Mijn god, ik hield van oesters, haring, kuit
de haute couture van kale bergen
en van geuren: kaneel, saffraan en gember
(hoe ik aanviel op elke portie rijstebrij)
Ik hield van vlammend haar, doodsbleke huid
van klimmen in begeren, afdalen in de tijd
maar altijd aan de kant, voorzichtig aan de kant
Kraakwit hemd, blauw pak, bebloemde das
mij rest het aandachtig toekijken
in een gebocheld vers – een gedachtestreep
(messcherp als een schijfrem in het onderbeen)
Ik kan nog alles dromen wat ik wil
maar voor vandaag houdt het hier op.