Gewoon op één vaste plek
rustig blijven kijken
is mijn manier van reizen
zegt de dichter tot het moerbeiblad
Hij zit op zijn pontificale stoeltje
als op het startblok
reist doorheen Suzanne met de Schone Ogen
terwijl om twee na twee exact
vanaf een bloedrood veld
met tweekoppige adelaar
Gijs Leemreize
zonder verblijfsvergunning
de drukke stad induikt
naar een muur van papavers
In Kasjmir draaien bloemen hun verschrikte ogen
De Golem wordt weer een brok leem
De rennersbenen lopen leeg.