Ogenschijnlijk vol valse adrenaline
schoot de wielrenner in een stress
uit zijn toeclips een trage grimas over
zijn verfomfaaide gezicht alsof hij liefde
zocht in een sloot naast zich
tranen persten te weinig water naar
traanbuizen om zijn verdriet serieus
te nemen behalve het kalf naast de koe
dat als een versteend monumentje
langs zijn flanken stond vervolgens weg
drentelde in een poging te begrijpen
waarom de zeemleren broek
van de renner in flarden aan de dikke dijen
hing relikwie van verloren hoop en razernij
botte pech en sfeerloze anonieme eenzaamheid
hij was verliezer van het leven in een beperkte wereld
die hem insnoerde in liefdeloosheid en eenzaamheid
de druppel die de zware zinken emmer voorgoed had doen overlopen