De Groote Oorlog leeft in het land der doden.
In het bloedrode water van de IJzer rimpelen
regel na regel hun verhalen voort.
Hoe zij jong en buigzaam als het riet werden
gebroken, hoe zij naamloos vielen op het veld
van eer. Eens viel jij ook bij Passendale.
Daarop had jij jouw lief beloofd dat jij
een verwijsbrief voor de kliniek ging halen
Wat jij al vreesde, heb je stilletjes aanhoord.
Jouw grote droom om na een geslaagde Tour tot
het korps van de Vlaamse tenoren te behoren
werd door jouw hartritme wreed verstoord.
"Dat gebrek is nu eenmaal aangeboren. Begin
een fietsenzaak of een café," spraken de doktoren,
"Of ga met een strandtenthouder in zee."
Jij luistert voorbeeldig naar je hart, maar
dat luisterde allerminst naar jou, naar die
godenzoon uit Ichtegem. Jij sterft in het hospitaal
van Roeselare. Twee maanden na jouw dood is
jou postuum het vaderschap beschoren.
Daarvan getuigt in Torhout bij plastic rozen
een clowntje met geel wapperende haren.
De lucht is er hemels blauw als nooit tevoren.
Albert Megens