Jelle Nijdam

op soms mistig getinte beelden kwam
plots een Brabants kanon naar de meet
een of twee kilometer een oneindigheid
meter voor meter de meute achter hem
snuivend van woede en woestheid
de adem afgesneden de spieren vol lood

de jachthonden roken zijn bloed
zo dicht zo ver zo voor het grijpen
maar Jelle trok met een laatste grimas
fiets en lijf over die verdomde streep
hij had gewonnen was iedereen de baas
een menselijke kogel afgeschoten

zijn ware kracht zat in de genen van de vader
de nieuwe kampioen volgde zichzelf hier op


Kees van Meel