Patrick Sercu, een ode

Lynx, jachtluipaard en panter in de dijen van één man,
Olympisch goud en alle kleuren van de regenboog
om één en dezelfde Izegemse sterke hals en borst,
de superieure pisteschicht  in al zijn glorie,
een razendsnelle diamant op twee tintelende tubes :
du jamais vu, Patrick Sercu.

De muziek van namen als Antonio Maspes
en Giuseppe Beghetto klinkt fel in mineur wanneer
Patrick de ouverture van zijn piste-opera inzet :
fijnbesnaarde eerste viool Stradivarius Sercu,
sierlijk in de gestileerde en fiere Romeinse kop en
het door Michelangelo gebeiteld atletisch lichaam.

Met splijtende demarrages klievend door sigarettenrook en
de geuren van braadworst en parfum die zes dagen lang
als een bizarre mix het houten ovaal omringen maar ook
gehard door het eenzaam labeur van zijn solo naar Charleroi,
de kou op de hemeltergende Alpencols van de Tour
en de helse hitte in de Italiaanse Giro-vlaktes.


willie verhegghe