wielrennen is fietsen tot de cadans in je hoofd stijgt
is eindeloos de tijd vermalen op twee wielen, wielen
die het spel spelen ˂in dit geval˃ van prooi en jager
wielrennen is kramp in je vingers en benen die werken
is de paardenkracht van zadel en stijgbeugels
is in gesprek blijven met de dorst naar water
hoe hol kan de echo klinken in het hooggebergte
met slechts de bijval van een grijsbruin potig rund
haar zware bel die bij herhaling de laatste ronde luidt
het wordt blauw voor je ogen, de wolken spuwen vuur
oud regenwater spettert over de rand, klaterende
overlevingsplantjes in kieren en zwarte scheuren in asfalt
of trekken haarspelden misschien kunstenaars aan?
je verft de weg groen, de lucht vaalwit, je fiets paars
je sokken wassen zichzelf, gaan spontaan weer schuimen
je ruikt zout van wier en zeekraal of kan dat eigenlijk niet?
net als je gebalde vuist de zon raakt die onder wilde gaan
biedt een eenzame wandelaar zijn krant en schreeuwt:
je kan het, water en oefenen! dalen nú ˂al zie je het niet˃
je steigert, je daalt, je schiet weg met je brommer op zee
Bert Struyvé
* geïnspireerd door J.M.A. Biesheuvel ‘Brommer op zee’ 1972.