Merckx de Messias

                                                               uit: De Muur 65

- I -
Van mei '68 naar juli '69

De voor Merckx zegerijke Tour van '69 deed in niets
meer denken aan de mini-Révolution Française van mei '68:
op zondag de 20ste juli kwam Julius Caesar plots
opnieuw tot leven met zijn mateloos geciteerde woorden
dat de Belgen de dappersten der Galliërs zijn.
Eddy triomfeerde met de vingers in de neus:
tegenstanders werden weerloze Lilliputters,
met zijn tot Gulliver omgevormde koersbody en
een geur van lavendel om het gelauwerd hoofd
reed de jonge reus cols, asfalt en beton aan flarden,
na dertig lege jaren werd in een zee van zonnebloemen
voor het naar geel snakkend Belgisch koersvolkje
een nieuwe koers-Messias geboren. Alleluja.

Maar het Tourtriomfjaar van de jonge wielergod was
ook glorieus voor een Armstrong zonder koersfiets
die in een sneeuwwit ruimtepak de maan bewandelde
terwijl Jan Palach zich in zijn vurige strijd
tegen de dictatuur in Praag tot toorts omvormde.
In een kruitwalm van twee wereldoorlogen trad dat jaar
de immer stokstijf fiere Generaal De Gaulle terug,
Arafat en Kadhafi traden dan weer triomfantelijk aan en
Samuel Beckett zat sereen te wachten op Godot
toen hij met de Nobelprijs werd bekroond.

En Merckx: hij keerde in goudgeel gehuld
met zijn ravissante Claudine naar Belgenland terug,
in zijn valies een kleurrijke mini-klerenwinkel
van alle kannibaalgewijs gewonnen Tourtruien.


- II -
Licht na duisternis

Het was alsof de duistere Middeleeuwen en
de sombere kleuren en taferelen uit schilderijen
van de Vlaamse Meesters Permeke en Spilliaert
over de Belgische Ronderenners lagen gedrapeerd:
drie uitgemergelde decennia zonder gele trui in Parijs,
Sylvère Maes was in 1939 de laatste der Mohikanen,
daarna ging samen met het macabere Derde Rijk
boven Pyreneeën- en Alpencols het glorieuze licht uit,
supporters dronken zich tussen Schelde en Maas strontzat
boven en onder cafétafels. Tot hun kolerieke vrouwen
hen ophaalden om samen ruziënd en wankel
de trieste tocht naar het kille huis aan te vatten.

Maar in Meensel-Kiezegem of all places
was in de lente van 1945 een jongetje geboren
boven wiens wieg de ster was blijven stilstaan:
de donkere bladzijden van de vijf jaar durende gruwel
werden er in één ruk euforisch omgedraaid,
kleine Eddy was de Wieler-Messias waarop
al zo lang hopeloos en smachtend werd gewacht,
drie koningen stonden klaar om hem te begroeten.

Hij werd in doeken gewikkeld en gekoesterd,
mama Jenny waakte over hem als een klokhen ,
zijn kinderjaren vlogen flitsfietsend voorbij,
het jongetje had het zegevuur in de donkere ogen,
België 's hoop in bange dagen was gearriveerd,
een drinkbus Beaujolais Nouveau met lange afdronk.



- III -
Eddy denkt, Eddy droomt

Wat ging er om in dat kopje met de Elvis-bakkebaarden
van de jonge seigneur in roodwitte Faema-trui op een fiets
die maagdelijk wit was gekleurd en zijn naam droeg ?

Dacht hij bij de start in Roubaix al aan het geel
dat hem drie weken later zou doen stralen als
een echte Roi Soleil en aan het koningrijk België
een ongeziene maar o zo verdiende koersorgie zou bezorgen ?
De zedige en devote koning Boudewijn zou Eddy snel
in zijn paleis ontvangen en kreeg een vers gewassen koerstrui
in de handen gestopt waarvan het felle geel hem vooral 
aan zijn geliefde tricolore vlag deed denken.

Ja, wat ging er in dat jonge Merckx-kopje om,
hoe zwaar wogen roes en roem op zijn schouders,
spookte het drama van Savona nog door zijn hoofd,
de stad waar hij wellicht door de Italianen was geflikt ?
Of dacht hij ook aan de vele glorieuze momenten
van het voorjaar in San Remo, Vlaanderen en Luik ?




- IV -
The Wolfpack avant la lettre

In deze wielertijden van ketonen en carbon wordt
veelal gratuit gegoocheld met opgeblazen begrippen
die extreem theatraal klinken, zo bijvoorbeeld The Wolfpack
dat met scherpe tanden en wilde haren door journalisten
op de troepen van ploegleider Lefevre wordt geplakt.

In verre koerstijden toen de schaarse kamwielen nog spraken
was er al de rode Faema-falanx van Keizer Rik Van Looy,
met de komst van Caesar Merckx zagen supporters
hoe een nieuwe Romeinse cohorte werd geboren.
Ere wie ere toekomt en daarom hierna hun namen
die vandaag onverdiend in muffe archieven liggen begraven:
Mintjens, Reybroek, Scandelli, Spruyt, Stevens, Swerts,
Van den Berghe, superknecht Van den Bossche en
Vic Van Schil omringden hun leider met de zorg
waarmee een moeder dagelijks haar kroost soigneert,
zij legden pleisters op de kleine wonden van de Meester,
koersten gaten dicht en deden kilometerslang kopwerk.
Tot de tegenstand kraakte en finaal ten onder ging.


- V -
Prelude op de Ballon d' Alsace

Mijn gedateerde body kreunde zich in de lente van 2018
naar de beboste top van de Ballon d' Alsace omhoog,
ik botste er met de harde waarheid van de jaren en dacht
weemoedig aan de jonge Merckx die een halve eeuw eerder
tussen Mulhouse en Belfort op deze Vogezencol plankgas gaf en
de tegenstand een pikant voorsmaakje bezorgde
van wat hen later in de Pyreneeën te wachten stond.

De Germaanse krachtpatser Rudi Altig kraakte er
samen met de getaande Galera en Le Gitan De Vlaeminck
als riet in de wind, ik zie op de eerlijke zwart-witfoto's
hoe oermens Altig zich over het stuur gebogen geselt
met de pijn van scheurende spieren en een rode kop
die de jeugdige overmacht met tegenzin aanvaardt.

En Merckx: hij werd de renner-adelaar die zijn vleugels
als een doodskleed over zijn tegenstanders spreidde,
de zon straalde gul zegegensters in zijn oog,
hier werd op woeste Wagneriaanse klanken
een nieuw Tourtijdperk ingeluid.

- VI -
Tussen Luchon en Mourenx

Op die bovenaardse dinsdag de 15de juli steken de Pyreneeën
met hun verzamelde hautaine stenen koppen boven renners en
landschap uit, het peloton krimpt tot een opgerolde egel
wanneer Merckx zijn duivels ontbindt en als een adelaar
boven de hoge toppen zweeft, zich met ongeziene kracht
een ereplaats in het gulden wielerboek toe-eigent.

Eddy zet de Tourmalet als voorgerecht op het menu en
daalt daarna als een menselijke meteoor naar beneden,
zijn opponenten verzeilen spartelend in de achtergrond,
namen die tot dan als Tourklokken klonken verschrompelen
onder de zon: Pingeon, Janssen en Gimondi worden
tot schuwe schaduwen van hun Tourroem herleid,
de Aubisque plaatst de nieuwe heerser op een gouden troon
die hij jarenlang krachtig en ongenaakbaar zal bezetten.

De klep van de muts in de bezwete nek,
in de donkere ogen de onbewogen heersersblik ,
het nummer 51 op het sneeuwwitte frame,
het mysterieus gaasverband rond de rechterpols,
de gezwollen aders op de armen, de natte bakkebaarden:
eeuwige details op een stijlvolle zwart-witfoto
waar je het felle truigeel zelf moet bij denken. 


willie verhegghe