je klimt blindelings tegen een blinde muur
een dwangbuis van slecht uitgevoerde betegeling
het geeft aan dat de toekomst overbodig wordt
want voegen verschuiven niet, maar spoelen uit
je klimt in het venijn van je eigen oneindigheid
houd de muur mij, zou ik misschien mogen leunen
je hoofd expandeert, je ogen tranen dicht
niet van euforie, maar van het zweet en de frituur
je klimt en je klimt, het leven houdt niet op
is dat de hemelpoort, een kapelletje, een wachthuisje
van de beveiliging of wie weet van Petrus zelf
je klikt af en tikt verder te voet, de fiets als rollator
nu is het hoogtepunt geen keerpunt, je stapt weer op
je hoofd te licht en je daalt, weliswaar via de evenaar
maakt het de toekomst nog steeds overbodig
nee nee, er is geen reden voor een tweede keer