LE GRAND FUSIL

of Eros & Thanatos in de koers

-denkend aan Jacques Anquetil en Raphael Geminiani-


'Het feit dat je seksuele prestaties minder zullen zijn doordat
je vaker op de fiets zit heeft alles te maken met het traditionele
smalle zadel van een racefiets. Menig racefietser weet dit allang
maar al te goed. En recentelijk heeft Dr. Irwin Goldstein,
een internationaal erkend erectiestoornisdeskundige,
dit bevestigd in zijn onderzoek'.
Drs Chris Coster in 'Erectieexpert.nl'


Dit wordt een mini-Hooglied van Salomo
door Yvette Horner in haar musettehemel
met kwieke vingers uit haar accordeon getoverd,
de wulpse rode haren als een amoureus vuur
rond de hoofden van heetgebakerde dode wielerhelden,
haar compatriotes Anquetil en Geminiani op kop.
Uit mijn Vlaamse klei borrelt bescheiden erotiek op
die door Hollandse invloeden kwistig werd gevoed,
de Jannen Wolkers en Cremer fier en koortsig op kop,
twee taalreuzen in het bekakt literair landschap,
mijn oude vriend en buur Louis Paul Boon
danst in zijn Aalsters graf een morbide tango
met zijn godin Jeanneke wanneer ik ongegeneerd
inspiratie zoek in Mieke Maaike's obscene jeugd:
Boon die zelf niet met de fiets kon rijden en zich
dikwijls op zijn whiskydronken beentjes waggelend
door het voor hem veel te zware leven ploegde.
Sorry, beste lezer, voor deze literair getinte intro
waar doortrapte koersliefhebbers meer dan waarschijnlijk
de afgetrainde scherpe schouders zullen bij ophalen,
maar noblesse oblige en deze eerzame wielerdichter
levert nu eenmaal vaak een schijn- en schrijfgevecht
tussen de Koers en de Schone Letteren, een strijd in stereo
die geen winnaar kent en geen verliezer.

De liefde heeft met haar talloze tentakels
van in de wielerprehistorie koers en renners
met verleidelijke kersen op de taart bedacht:
de podium-Misses waren evenwel nog niet geboren,
je zag toen hooguit een lang gerokte dame
die langs de weg of op de piste opvallend sierlijk
met een parasol de zon uit haar ogen weerde.
Ach, de renners uit die late 19eeuwse oertijden
met hun slobkousen en grauwe wollen truien
waarrond reservebanden werden gebreid:
ze waren niet bepaald attractief of knap door
het snot dat in hun moustaches lelijk huis hield.
Maar na urenlang onmenselijk koerslabeur kenden ze
in hun dorpen en huizen gegarandeerd de liefde
die hen door hun Penelopes werd geschonken.
Al sneuvelde reeds voor de eerste wereldoorlog
een Tourwinnaar op het veld van amoureuze oneer:
René Pottier, anno 1906 de eerste heerser op
de Ballon d' Alsace -zijn portret prijkt er
op een glanzende porseleinen pose op de top -,
mooi van kop met zwarte krullen en een snor
om U tegen te zeggen, late Gallische krijger
op een knoestig en knarsend ijzeren paard,
een uitvergrote sportieve versie van Asterix.
René die zich kort na zijn Tourtriomf verhangt
aan een haak waar normaal gezien zijn fiets aan thuishoort,
passioneel getormenteerd en genadeloos getorpedeerd
door ene Marie Hubert, son épouse infidèle.

Geef me dan maar het intens beleefd amoureus tumult
waarmee Monsieur Chrono zijn koerspensioen inkleurde:
Anquetil legde een puzzel van beminde vrouwen
waarin een kat haar jongen niet terugvond,
zijn stiefdochter en haar schoonzus passeerden
niet alleen met los gereden benen de revue van zijn bed,
de zaadcellen van de warmbloedige Normandiër deden
bij hen ook niet vruchteloos hun voortplantend werk
zodat de stijlvolle tijdrijder ook hier rivaal Poupou
met meer dan een straat voorsprong klopte.
Toen ik in Quincampois piëteitsvol stil stond bij zijn graf
had ik niet alleen de meest stijlvolle renner ooit
voor ogen maar ook de gedreven alkoofridder die nu
verder leeft in een buitenechtelijke zoon en dochter.
Wie zijn nogal hitsig geconstrueerde stamboom
wil ontcijferen kan terecht hij het gerenommeerde Grasset,
de Parijse uitgeverij van 'Pour l' amour de Jacques'
waarin Sophie -zijn eerst verwekte liefdeskind-
deze love story haarscherp uit de boeken en broeken doet.
Wie dit zonder het boek te lezen nu nog allemaal secuur
op een rijtje kan zetten is de intussen behoorlijk stokoude
ploegmaat Raphael Geminiani, bijgenaamd 'Le Grand Fusil',
een strijdvaardig pseudoniem dat hij officieel
aan zijn buitenmaats reukorgaan te danken heeft maar
dat volgens ingewijden eerder te situeren valt in de sferen
van zijn uitzonderlijk groot lid, een vleselijk wapen
waar hij -honi soit qui mal y pense- graag mee uitpakte.
Vergeten we niet dat Raf-met-het-Grote-Wapen begin jaren '70
de Parijse Miriam De Kova, zangeres, hoerenmadam,
cabaretdanseres en rijke weduwe van een Griekse miljardair,
tot het sponsoren van een wielerploeg bewoog.
Een wederdienst voor zijn haast zekere bewezen diensten ?

Van dit erotisch klasserijke Frans rennersduo
is het maar een korte rit naar de Campionissimo,
Fausto Coppi die net als Anquetil bij een doktersvrouw
de liefde vond, alsof deze dames meer open staan
voor coureurs die speedspuiten weten te zetten,
O eed van Hippokrates die afbrokkelt en in rook opgaat
bij zoveel explosieve kracht van ordinaire rennersbillen
die bruingebrand tussen maagdelijk witte vrouwendijen
hun meest succesvolle beklimming beleven.
Het warme oog van Fausto viel op 'La Dama Bianca'
die hem in Lugano opzichtig de wereldtitelkus bezorgde,
het schijnheilig-devote Italië zag daarna zelfs de paus opdraven
om een ex-communicatie over de renner af te roepen
wat niet mocht baten want Coppi dumpte zijn Bruna
-een naar het schijnt koele kikker- voor de mooie Giulia,
een switch waartegen zelfs het Vatikaan niet was bestand.
In het hemelpeloton zit Coppi nu devoot naast Bartali,
minnaar en monnik eindelijk vredig na de roes verenigd,
hun karakterkoppen geprent in het doek van Veronica.

Misschien houdt Jean Robic hen daar wel gezelschap,
de koerskobold die in mijn geboortejaar één keer
de reuzen van de Tour onder zijn dwergduim kreeg,
Robic met de potsierlijke en veel te grote lederen helm
wat hem de weinig vleiende bijnaam 'tête de cuir' opleverde,
zo weggefietst uit een wereld waarin schoonheid
nog niet was uitgevonden en alles krom en lelijk oogde.
Zie de avond waarop hij door zijn lief bedrogen werd en
zich daarna tegen een vrachtwagen te pletter reed,
zijn lederen kopje tot een rommelige hersenbrij herleid,
einde van een koersdwerg die grootse dagen en daden kende,
o drama en noodlot dat ook Tourwinnaars niet spaart,
remember Faber, Petit-Breton, Lapize, Coppi en Ocana.

Om van de Italiaanse springveer Pantani nog te zwijgen:
ooit spelend met de hoogste toppen, daarna verzwolgen
door de kolken van een woeste amoureuze zee,
zijn eenzame dood in Rimini, Hotel Le Rose,
in een duistere kamer waar platgemepte vliegen
het enige versiersel aan de muren waren.
In zijn kale knikker de Deense paaldanseres Christina
op wie hij hopeloos verliefd was geworden,
de dodelijke roes van een rat die verslaafd is aan knagen.
De Piraat die zich met pillen in een rennerloze koers
zonder kans op een zege eenzaam te pletter rijdt,
een dwaze drift als ultiem opspoorbare doping.
Dan spring ik liever op de kar van zijn rivaal Armstrong,
Lance die in zijn zeven Tourgele jaren en ook daarna
nooit lang bij dezelfde vrouw bleef plakken
maar behendig van de ene naar de andere col wipte,
een Texaanse acrobaat op het slappe liefdeskoord.
Toen ik in het Morzine van de Dauphiné
via copain Johan Bruyneel bij hem op audiëntie mocht
zat toenmalig liefje Sheryl Crow beaat naar Lance te kijken.
En te luisteren naar het sarcastisch taaltje waarmee
hij over haar sprak, zij, frêle zangeres verdwaald
op het loodzwaar en hobbelig parkoers van The Boss.
Was ze maar wat meer kraai dan Crow geweest,
wat meer krassend tegen zijn venijnige demarrages
met de tong waar hij een niet te benijden patent op had.
Misschien zingt Sheryl nu, vele jaren later, haar song
'My favorite mistake', een pijnlijk nostalgische echo
van haar kwelende sidekick-jaren in het peloton,
een episode met keurig afgemeten epo-shots,
makkelijk verteerbare kost voor rijke roddeltante Oprah.

In dit bescheiden privé-défilé van wielererotiek sla ik
bewust de poepsimpele escapades van Thomas Dekker over
-lees zijn verhaal en het zaad komt je de strot uit -,
de voor de hand liggende verwachtingsvolle Eros Poli,
Eddy Planckaert die ooit verklaarde dat triomferend
over de eindmeet gaan hem wel eens 'n orgasme bezorgde,
mooie Mario Cippolini die de primadonna's als vliegen
van zijn gestroomlijnde playboybody af moest slaan,
Rik Van Steenbergen die me als eregast op de presentatie
van mijn roman in het oor fluisterde dat hij cito presto
met zijn pas geïncasseerde gage naar de meisjes wou gaan
-Rik die trouwens nog een onbeduidende rol speelde
in een behoorlijk rommelige en mislukte seksfilm -,
de groupies die aan start en aankomst van een koers
renners een opzichtige bobbel in de koersbroek bezorgen,
enzovoort en zo verder.

En ik zwijg Me Too-gewijs nog over de mooie kontjes
van de al even mooie jongedames op een koersfiets,
Harvey Weinstein zou deze derrières en hun draagsters
zo in een neukbare vrouwenploeg hebben ingelijfd.
Misschien is de burgemeester van Grenoble anno 1930
nog altijd koortsig op zoek naar zijn vrouw die na
de aankomst van de Tourrit in zijn zonzinderende stad
snel met winnaar André Leduq tussen de lakens dook,
Leduq ook 'Dédé gueule d' amour et muscles d' acier' genoemd.
Na zijn eindzege in Parijs beloofde hij een reeks dames
-hij ontving om en nabij de 5000 warme fanbrieven-
dat hij met hen zou trouwen, een opgeblazen toezegging
waar hij zich niet aan kon houden en die hem zelfs
een gerechtelijke vervolging opleverde.
Le beau et chaud André huwde slechts driemaal.
O tempora ! O mores !


willie verhegghe

uit: De Muur 75