of Eros & Thanatos in de koers
Dit wordt een
mini-Hooglied van Salomo
door Yvette Horner
in haar musettehemel
met kwieke vingers
uit haar accordeon getoverd,
de wulpse rode haren
als een amoureus vuur
rond de hoofden van
heetgebakerde dode wielerhelden,
haar compatriotes
Anquetil en Geminiani op kop.
Uit mijn Vlaamse klei borrelt
bescheiden erotiek op
die door Hollandse
invloeden kwistig werd gevoed,
de Jannen Wolkers en
Cremer fier en koortsig op kop,
twee taalreuzen in
het bekakt literair landschap,
mijn oude vriend en
buur Louis Paul Boon
danst in zijn
Aalsters graf een morbide tango
met zijn godin
Jeanneke wanneer ik ongegeneerd
inspiratie zoek in
Mieke Maaike's obscene jeugd:
Boon die zelf niet
met de fiets kon rijden en zich
dikwijls op zijn
whiskydronken beentjes waggelend
door het voor hem
veel te zware leven ploegde.
Sorry, beste lezer, voor deze
literair getinte intro
waar doortrapte
koersliefhebbers meer dan waarschijnlijk
de afgetrainde
scherpe schouders zullen bij ophalen,
maar noblesse oblige
en deze eerzame wielerdichter
levert nu eenmaal
vaak een schijn- en schrijfgevecht
tussen de Koers en
de Schone Letteren, een strijd in stereo
die geen winnaar
kent en geen verliezer.
De liefde heeft met
haar talloze tentakels
van in de
wielerprehistorie koers en renners
met verleidelijke
kersen op de taart bedacht:
de podium-Misses
waren evenwel nog niet geboren,
je zag toen hooguit
een lang gerokte dame
die langs de weg of
op de piste opvallend sierlijk
met een parasol de
zon uit haar ogen weerde.
Ach, de renners uit die late 19eeuwse
oertijden
met hun slobkousen
en grauwe wollen truien
waarrond
reservebanden werden gebreid:
ze waren niet
bepaald attractief of knap door
het snot dat in hun
moustaches lelijk huis hield.
Maar na urenlang onmenselijk
koerslabeur kenden ze
in hun dorpen en
huizen gegarandeerd de liefde
die hen door hun
Penelopes werd geschonken.
Al sneuvelde reeds voor de eerste
wereldoorlog
een Tourwinnaar op
het veld van amoureuze oneer:
René Pottier, anno
1906 de eerste heerser op
de Ballon d' Alsace
-zijn portret prijkt er
op een glanzende
porseleinen pose op de top -,
mooi van kop met
zwarte krullen en een snor
om U tegen te
zeggen, late Gallische krijger
op een knoestig en
knarsend ijzeren paard,
een uitvergrote
sportieve versie van Asterix.
René die zich kort na zijn
Tourtriomf verhangt
aan een haak waar
normaal gezien zijn fiets aan thuishoort,
passioneel
getormenteerd en genadeloos getorpedeerd
door ene Marie Hubert, son épouse
infidèle.
Geef me dan maar het intens beleefd
amoureus tumult
waarmee Monsieur Chrono zijn
koerspensioen inkleurde:
Anquetil legde een puzzel van beminde
vrouwen
waarin een kat haar jongen niet
terugvond,
zijn stiefdochter en haar schoonzus
passeerden
niet alleen met los gereden benen de
revue van zijn bed,
de zaadcellen van de warmbloedige
Normandiër deden
bij hen ook niet vruchteloos hun
voortplantend werk
zodat de stijlvolle tijdrijder ook hier
rivaal Poupou
met meer dan een straat voorsprong
klopte.
Toen ik in Quincampois piëteitsvol stil stond bij zijn
graf
had ik niet alleen de meest stijlvolle
renner ooit
voor ogen maar ook de gedreven
alkoofridder die nu
verder leeft in een buitenechtelijke
zoon en dochter.
Wie zijn nogal hitsig geconstrueerde stamboom
wil ontcijferen kan terecht hij het
gerenommeerde Grasset,
de Parijse uitgeverij van 'Pour l'
amour de Jacques'
waarin Sophie -zijn eerst verwekte
liefdeskind-
deze love story haarscherp uit de
boeken en broeken doet.
Wie dit zonder het boek te lezen nu nog
allemaal secuur
op een rijtje kan zetten is de intussen
behoorlijk stokoude
ploegmaat Raphael Geminiani, bijgenaamd
'Le Grand Fusil',
een strijdvaardig pseudoniem dat hij
officieel
aan zijn buitenmaats reukorgaan te
danken heeft maar
dat volgens ingewijden eerder te
situeren valt in de sferen
van zijn uitzonderlijk groot lid, een
vleselijk wapen
waar hij -honi soit qui mal y pense-
graag mee uitpakte.
Vergeten we niet dat
Raf-met-het-Grote-Wapen begin jaren '70
de Parijse Miriam De Kova, zangeres,
hoerenmadam,
cabaretdanseres en rijke weduwe van een
Griekse miljardair,
tot het sponsoren van een wielerploeg
bewoog.
Een wederdienst voor zijn haast zekere bewezen diensten ?
Van dit erotisch klasserijke Frans
rennersduo
is het maar een korte rit naar de
Campionissimo,
Fausto Coppi die net als Anquetil bij
een doktersvrouw
de liefde vond, alsof deze dames meer
open staan
voor coureurs die speedspuiten weten te
zetten,
O eed van Hippokrates die afbrokkelt en
in rook opgaat
bij zoveel explosieve kracht van
ordinaire rennersbillen
die bruingebrand tussen maagdelijk
witte vrouwendijen
hun meest succesvolle beklimming
beleven.
Het warme oog van Fausto viel op 'La Dama Bianca'
die hem in Lugano opzichtig de
wereldtitelkus bezorgde,
het schijnheilig-devote Italië zag
daarna zelfs de paus opdraven
om een ex-communicatie over de renner
af te roepen
wat niet mocht baten want Coppi dumpte
zijn Bruna
-een naar het schijnt koele kikker-
voor de mooie Giulia,
een switch waartegen zelfs het Vatikaan
niet was bestand.
In het hemelpeloton zit Coppi nu devoot
naast Bartali,
minnaar en monnik eindelijk vredig na
de roes verenigd,
hun karakterkoppen geprent in het doek
van Veronica.
Misschien houdt Jean Robic hen daar wel
gezelschap,
de koerskobold die in mijn geboortejaar
één keer
de reuzen van de Tour onder zijn
dwergduim kreeg,
Robic met de potsierlijke en veel te
grote lederen helm
wat hem de weinig vleiende bijnaam
'tête de cuir' opleverde,
zo weggefietst uit een wereld waarin
schoonheid
nog niet was uitgevonden en alles krom
en lelijk oogde.
Zie de avond waarop hij door zijn lief bedrogen
werd en
zich daarna tegen een vrachtwagen te
pletter reed,
zijn lederen kopje tot een rommelige
hersenbrij herleid,
einde van een koersdwerg die grootse
dagen en daden kende,
o drama en noodlot dat ook Tourwinnaars
niet spaart,
remember Faber,
Petit-Breton, Lapize, Coppi en Ocana.
Om van de Italiaanse springveer Pantani
nog te zwijgen:
ooit spelend met de hoogste toppen,
daarna verzwolgen
door de kolken van een woeste amoureuze
zee,
zijn eenzame dood in Rimini, Hotel Le
Rose,
in een duistere kamer waar platgemepte
vliegen
het enige versiersel aan de muren
waren.
In zijn kale knikker de Deense
paaldanseres Christina
op wie hij hopeloos verliefd was
geworden,
de dodelijke roes van een rat die
verslaafd is aan knagen.
De Piraat die zich met pillen in een
rennerloze koers
zonder kans op een zege eenzaam te
pletter rijdt,
een dwaze drift als ultiem opspoorbare
doping.
Dan spring ik liever op de kar van zijn rivaal Armstrong,
Lance die in zijn zeven Tourgele jaren
en ook daarna
nooit lang bij dezelfde vrouw bleef
plakken
maar behendig van de ene naar de andere
col wipte,
een Texaanse acrobaat op het slappe
liefdeskoord.
Toen ik in het Morzine van de Dauphiné
via copain Johan Bruyneel bij hem op
audiëntie mocht
zat toenmalig liefje Sheryl Crow beaat
naar Lance te kijken.
En te luisteren naar het sarcastisch taaltje
waarmee
hij over haar sprak, zij, frêle
zangeres verdwaald
op het loodzwaar en hobbelig parkoers
van The Boss.
Was ze maar wat meer kraai dan Crow geweest,
wat meer krassend tegen zijn venijnige
demarrages
met de tong waar hij een niet te
benijden patent op had.
Misschien zingt Sheryl nu, vele jaren
later, haar song
'My favorite mistake', een
pijnlijk nostalgische echo
van haar kwelende sidekick-jaren in het
peloton,
een episode met keurig afgemeten
epo-shots,
makkelijk verteerbare kost voor rijke
roddeltante Oprah.
In dit bescheiden privé-défilé van
wielererotiek sla ik
bewust de poepsimpele escapades van
Thomas Dekker over
-lees zijn verhaal en het zaad komt je
de strot uit -,
de voor de hand liggende
verwachtingsvolle Eros Poli,
Eddy Planckaert die ooit verklaarde dat
triomferend
over de eindmeet gaan hem wel eens 'n
orgasme bezorgde,
mooie Mario Cippolini die de
primadonna's als vliegen
van zijn gestroomlijnde playboybody af
moest slaan,
Rik Van Steenbergen die me als eregast
op de presentatie
van mijn roman in het oor fluisterde
dat hij cito presto
met zijn pas geïncasseerde gage naar
de meisjes wou gaan
-Rik die trouwens nog een onbeduidende
rol speelde
in een behoorlijk rommelige en mislukte
seksfilm -,
de groupies die aan start en aankomst
van een koers
renners een opzichtige bobbel in de
koersbroek bezorgen,
enzovoort en zo verder.
En ik zwijg Me Too-gewijs nog over de
mooie kontjes
van de al even mooie jongedames op een
koersfiets,
Harvey Weinstein zou deze derrières
en hun draagsters
zo in een neukbare vrouwenploeg hebben
ingelijfd.
Misschien is de burgemeester van Grenoble anno 1930
nog altijd koortsig op zoek naar zijn
vrouw die na
de aankomst van de Tourrit in zijn
zonzinderende stad
snel met winnaar André Leduq tussen de
lakens dook,
Leduq ook 'Dédé
gueule d' amour et muscles d' acier'
genoemd.
Na zijn eindzege in Parijs beloofde hij een reeks
dames
-hij ontving om en nabij de 5000 warme
fanbrieven-
dat hij met hen zou trouwen, een
opgeblazen toezegging
waar hij zich niet aan kon houden en
die hem zelfs
een gerechtelijke vervolging opleverde.
Le beau et chaud André huwde slechts driemaal.
O
tempora ! O mores !
willie verhegghe
uit: De Muur 75