in de buitenkamer het druilerig geknotte weiland
in de binnenkamer de fiets aan de rvs-wilgen
de strijd
voor een opgeheven vinger buigt het frame niet
de kabels verstrakken naar honderdtachtig graden
zo’n racer bezit geen antenne voor seizoengevoel
zonder dralen draait de zwakste schakel mee
en wil het banddiktes trekken op koude polderlakens
je redt nog net een schimmelachtige drinkbus
je laatste knuffel in je geordende winterkamer
voor meer is het te laat
de schijven draaien, het stuurlint kwispelt, de afsprong
van de wand en… hij staat!
de echo voedt de onrust in het trillende balhoofdstel
het verzet
geen cliché van licht aan het eind van de tunnel
wel een open deur naar de stip aan de horizon
niemand meet immers de maat van gestage regen
je schenkt jezelf een schuimende cappuccino in
want waarom zou je
het podium van een opgesloten pinarello breken