Waalse wielersymfonie

van Jean Brankart tot Arnaud De Lie

Waalse coureurs waren in mijn verre jeugd
de al even verre buitenbeentjes van het peloton:
als jongetje van pakweg 9 wist ik alleen
dat ze Frans spraken en toch Belg waren.
De namen die nu nog als exotische muziek
in mijn wieleroren klinken zijn Jean Brankart
- als Luikenaar ooit groot in de jaren '50-Tours- en
de uit Sicilië door de armoede overgewaaide
staalarbeider Pino Cerami, een kalende renner
die lang meeging, nooit stuk te krijgen was en
in zijn Peugeot-trui straalde als een Italiaanse zon.
Met een kassei van Roubaix op het dressoir.
Plus oudste winnaar van een Tourrit, 41 was hij.

En ja, Claude Criquielion mag ik hier zeker niet vergeten,
we trokken ooit samen naar de Antwerpse boekenbeurs
om er mijn pas verschenen wielergedichten te signeren:
Claudy moest beduidend meer handtekeningen zetten dan ik.
Of het bij ons te lande relatief belang van de dichter.
Ferdinand Bracke, half-Waal half-Vlaming, staat dan weer
als luxe-eendaags-ploegmaat op mijn schraal palmares:
we reden samen een koppeltijdrit voor zogenaamde gentlemen,
ik hoor Ferdi nog roepen dat ik in zijn wiel moest kruipen,
wat ik met mijn tong tussen de spaken ook braafjes deed,
de puffende poëet met een werelduurrecordhouder in dienst.
Later betastte ik op zijn zolder de fiets waarmee hij
in Rome stijlvol in één uur meer dan 48km maalde,
het juweeltje kwam glanzend uit een foedraal tevoorschijn,
zorgzaam opgeborgen, zoals een hostie in haar ciborie.

Dichter bij vandaag leerde ik Gilbert en Kaisen kennen
toen ik in de Tour de Suisse van 2010 gast was in hun ploeg:
de superieure tred en blik van Phil bleven me bij en
van Ollie Kaisen de warmte van een stille, trouwe vriend
die later net als ik een kindje zou verliezen,
ik zie de trieste ogen van de gekwetste  renner-vader.
En nu is daar pietjonge Arnaud De Lie,
het nieuwe Waalse goudhaantje met dijen en
kuiten die uit Ardennengraniet zijn gekapt,
een offensieve in Bastogne geboren spurtbom,
opgegroeid tussen de melkkoeien van Lescheret
waar hij nu nog trainingen en koersen afwisselt
met knechtenwerk op de boerderij van papa.
En dat hij onder brede vleugels van Campenaerts
onze kasseien en hellingen verkent hoor je
aan zijn aardig en plezant mondje Vlaams.
Bref: un vrai Belge. 
Gilbert kan nu rustig met pensioen!