Het was een zonnige dag,
vier dagen voor ik
dertien zou worden,
ik stak mijn hoofd uit de tent,
mijn vader liep voorbij
op weg naar het waslokaal.
Op de dag dat Tommy Simpson stierf.
Die ochtend reden we
op een kar achter de tractor
met boerenzoon Emile,
naar de bossen rond de Almache,
een jongen van de camping,
twee dochters van de boer
en ik die een beetje Frans kon.
De dag dat Tommy Simpson stierf.
Ik was eigenlijk verliefd
op die mooie lieve,
maar met dat beetje Frans van mij
zo heel erg onbereikbare
Marie-Claire, de jongste dochter
van de boer en van de boerderij
naar wie ik heel die tocht ging zitten.
De dag dat Tommy Simpson stierf.
Toen we teruggereden waren,
was er opschudding bij De Cabane,
de radio stond keihard,
in een rap Frans dat ik niet verstond.
Iedereen stond er verslagen bij:
een renner had zich langzaam stervend
de dood in gereden op de helling van de Ventoux.
Ook Marie-Claire keek bedroefd naar mij.
De dag dat Tommy Simpson stierf.