VICTORIOUS?

 of leven en dood in de afdaling
-in memoriam Gino Mäder-

Vorige week nog reed ik in een hels onweer
met mijn oude knoken de col d’ Aubisque af,
derde leeftijd-gekte met een snuifje avontuur
dat alleen hoog in de bergen te beleven valt.
Het water stroomde gutsend onder en naast mij 
in kleine beken naar beneden, de schijfremmen
deden evenwel voortreffelijk hun werk, in mijn hoofd
speelden heel even mijn verloren zoontje en
het dode dochtertje van Lucien Buysse de hoofdrol, 
de jaartallen 1926 en 1981 doordrenkt samengeklit
in een grijsgrauw landschap van donder en graniet.

Renners sterven niet in hoofden waarin koers en
verdriet amoureus verblind samensmelten.
Tot de rauwe waarheid van het wankel wielrennen
zich in al zijn ruwe overmacht laat kennen:
Casartelli die op de Portet d’ Aspet zijn bloed verloor,
net zo Wouter Weylandt op de Passo del Bocco,
Richard Depoorter die in het verre 1948 niet meer levend 
uit een Zwitserse tunnel tevoorschijn kwam en
nu de beloftevolle Gino Mäder, een jonge Willem Tell
die pijlsnel de Albulapas afreed maar plots ongenadig
door de honger van het hooggebergte werd verzwolgen.

Laat me treuren om zoveel jong en snel verlies,
om de tranen van een moeder die haar zoon 
niet meer levend in haar armen nemen kan
maar alleen nog stil zal zitten kijken
naar het bebloed en gescheurd truitje waarin
hij vol trillend leven naar de dood reed.