Mijn broer en ik rennen pletsend
door de modderige sneeuw
op de wegen rond de Bijlmer,
we zetten onze renschoenen in het natte zand
van de Parelloop over de Brunssumerheide,
de pratsj spettert bij iedere stap omhoog
op de verregende route
op de tocht van Kijkduin
naar 's-Gravenzande,
mijn broek is beslijkt,
mijn gezicht vol moddersproeten,
we zetten aan, beuken op de ondergrond,
wij zweten,
we houden niet in,
we genieten.
Mathieu van der Poel versnelt
door de sneeuw,
spoort zijn banden
pijlsnel accelererend
door de diepste moddersporen,
zijn gezicht toont een beslijkte grijns,
de reclameteksten op zijn shirt
hebben een blubberbad gekregen,
al zijn zijn gespierde benen
allengs bedekt met steeds
dikkere korsten vuiligheid,
hij jakkert door,
hij stampt en stoempt,
hij zwoegt en zweet,
knoestig soms,
hij houdt nergens in
en wij genieten.
Al verwijst haar naam misschien
naar zon en zee,
ook Ceylin del Carmen Alvarado
rijdt hier als de beste mee.
Hoe zwaar ook het parcours
onder de rit mag worden,
door weer en wind
stuurt zij gezwind de velo
ronde naar ronde
met meer zekerheid over de baan,
spoort zij de banden door de sneeuw,
de modder, de bruinzwarte brij
waardoorheen nauwelijks nog
een weg te achterhalen valt.
Ergens toch, door alle slijksouvenirs
op haar smalle, gepeesde lijf,
op haar kleren en haar gelaat heen,
zien we nog de kleine, donkere kraaloogjes,
priemende vooruit staren,
met één doel:
straks als eerste langs de finishvlag.
Zij stampt en stoempt,
zij zwoegt en zweet,
ogenschijnlijk toch sierlijk,
daar houdt ze zelden voor in,
en ik geniet.