Niet in afstand uit te drukken vanwaar jij bent teruggekomen.
Oplichtte uit de hel van het Noorden, op banden die al waren leeggelopen.
Vergeten eten en drinken, jezelf te sparen onderweg, zei een interview
alsof er geen pech, alsof de gedachte aan afstappen reeds uit je benen was gekropen.
Je stak je nek uit naar de kop van de koers. Zoveel tegenstand die nu moest afgeschud:
de vloek van het verlies, de druk van het publiek, de toeters van elke volgwagen
met verstomming geslagen. Van je naaste concurrent ontbrak aan de meet elk spoor.
En niemand herinnert zich nog van wie je in vorige wedstrijden, de doemverhalen,
die keren dat je niet kon reageren met de pedalen, de fiets alle kracht uit je zoog.
Enkel gejuich onder de vod, jij met je vingertje, de ogen vol, de blik omhoog.