-voor José De Cauwer –
Mijn nederige stulp en ikzelf snakken naar de lente,
zeker op deze druilerige dag waarop De Omloop
op amper twee kilometer arriveert, een afstandszucht.
José staat royaal aangekondigd voor de deur,
hij die straks met trouwe ploegmaat Karl
wieler minnend Vlaanderen en een stukje Holland
van doorleefde commentaar en koersliefde zal voorzien.
Zijn papa komt ter sprake, 102 geworden en nu nog
in een sierlijke vlucht van duiven te herkennen.
En ons beider lichte last der jaren, bijna even oud
weten we hoe onze kop en gewrichten er aan toe zijn,
maar we klagen zeker niet want straks breekt
de kleine oorlog uit die op onze nederige heuvels
het nieuwe wielerjaar echt op gang schiet.
Dan klinkt in de microstem van José meer
dan een halve eeuw ervaring als een sportbijbel
van wat echt leeft in het zwoegend peloton.
Dan krijgen de renners ook de lof die ze verdienen:
die van beslijkte dwangarbeiders op glad asfalt,
hun klassieke koppen als door Permeke gepenseeld,
kleurrijke kunstwerken van vlees en spieren op carbon.