denk ik aan
Davide Cassani, de Italiaan,
en zijn ontmoeting
met de schoonbroer
van ‘n Mexicaan,
denk ik aan
al die wilde verhalen,
waarmee ‘t journaille
de voorpagina
van hun krant wilde halen,
denk ik aan
die avond in ‘t Mercure,
waar de Raboploeg
aan ‘t muiten sloeg,
ongelooflijk, ‘très dure’,
denk ik aan
Theo, van achter de Rooij,
voor even vuilnisman,
ingehuurd voor
‘t opruimen van de zooi,
zie ik Rasmussen,
de man, die ging voor ’t geel,
huilend op de achterbank,
‘t werd hem even te veel.
Nol van ‘t Wiel