La Doyenne

 of een klassieker als Von Rundstedt-offensief

(eerder gepubliceerd in De Muur)

- I -
Liège

Liège-Luik, aartsbisschoppelijk in zijn paleizen,
 de donkere Meuse die zich verderop tot Maas ontpopt:
stad en stroom met uitgeweken Italiaanse koorts
want zie haar gloeiende bijnaam - la ville ardente -,
deze vurige stede waar ooit maffiose revolverschoten
het lichaam van een topsocialist genadeloos doorboorden.
Of André Cools als Waalse Pim Fortuyn avant la lettre.
Maar ook startschotstad voor de oudste der klassiekers,
met straten die wankelen onder hun grijze schors
van versleten gevels en gulzige uitlaatgassen.
Stad ook met een voetbalploeg die zoals een Vesuvius
hete lava over zijn balgekke bewoners laat stromen:
Luik als het levend Pompeï van het noorden.
Et o la la ses boulettes à la Liégeoise chez Lequet,
met zijn luidruchtige patron die fier is op zijn keuken en
haar wulpse vleesballen  als stevige culinaire kloten.
En hier, ja uitgerekend hier start la Doyenne,
staan renners gehuld in een coloriet van Karel Appel
in de klamme ochtendkou te wachten op een koersmenu
met als plat de résistance hellingen die kuiten en
dijen treiteren, met legendarische bulten die luisteren
naar namen als La Redoute, Haute Levée en Rosier,
Stockeu en de Baraque de Fraiture waar evenwel
geen armtierig frietkraam te bespeuren valt .
Maar wel een armada opgehitste en joelende tifosi.

- II -
Dorpen en bossen

Renners die als reclamekabouters door bossen glijden 
in een geur en glans van massageolie en kettingsmeer,
strijdend met het eeuwig diepe groen van sparren en
duisternis die bossen mysterieus en onbetrouwbaar maakt.
Geen enkele klassieker treft zoveel bomen op zijn weg,
zoveel buizerds in de lucht, het peloton doorklieft de stilte
die traag is opgebouwd in desolate dorpen van arduin
waar 's winters mensen lui achter kachels zitten of buiten
bezig zijn met hout dat daarna in diezelfde kachels
in vuur en vlam wordt omgezet. Voor warme harten.
Een oude man gaat wat dieper in zijn deurgat staan en
trekt vergeefs aan een uitgedoofd stompje sigaret,
een vrouw met een tas van skai spoedt zich naar huis
om haar ijskast genoegzaam met wat Spar-spul op te vullen,
zij loopt dicht tegen de gevels aan wanneer motoren en
gierende volgauto's haar adem doen stokken in de keel,
zoveel lawaai en stof en stank zijn niet aan haar besteed,
zij prijst zich gelukkig want ze weet dat 
deze storm kort en snel voorbij zal zijn.

- III -
Bastogne

Bij nacht en ontij kreunt deze oorlogsstad nog na
van de ratelende rupsbanden en opgefokte pantsers 
die het ultieme nazi- Ardennenoffensief hier 
als een blijvende nachtmerrie heeft achtergelaten,
als een stuiptrekking van de waanzin die oorlog heet,
een testament met soldatenbloed geschreven.
Hier ligt het keerpunt in de hoofden der coureurs,
granaatscherven en mitrailleurkogels ketsen af
op de plastieken rennershelmen, Luik is nog ver weg maar
wuift al wuft met zijn bloedrode laatste kilometerdriehoek,
het kneuterig wapperend minivaandel der verlossing.
Hoe Teutoons en Wagneriaans de namen van de generaals
Von Rundstedt en Von Manteuffel ook mogen klinken:
in deze oorlogsklassieker gingen zij roemloos ten onder
aan de krachten van de 101ste Airborne Division
die als triomfator over de bebloede eindmeet ging.
Nieuwe Germanen als Kittel en Greipel sneuvelen hier
zelfs zonder te vechten en knarsen hun tanden stuk,
ze blijven gewoonweg thuis van dit front en dromen
in pluchen zetels hun dikke sprinterskuiten aan flarden,
de Ardennenklassieker duldt geen rambos op zijn bulten
maar kickt op het fijnbesnaarde werk van flyers en
pédaleurs de charme in een koerslandschap dat zich 
van mortiervuur en bloederige geschiedenis herstelt.

- IV -
Exploten

De wondere taal van Molière en mijn pseudo-Waalse hersenen
duwen Maître Jacques Anquetil onstuitbaar naar plaats 1:
we schrijven 2 mei 1966, een bloedhete lentedag,
womanizer en Don Juan Jacques laat zijn zweetzout gul
op de Ardennenbodem vallen, duwt iedereen uit zijn wiel en lapt
daarna als winnaar de dopingcontrole aan zijn koersschoen,
geen urinepolonaise aan het  lijf van Monsieur Chrono.
Juist onder hem plaats ik de Bretoense das Hinault die
met een ijskoude grijns om het besneeuwd gezicht
op weg naar vurig Luik zijn tegenstanders diep vriest,
ver weg van het heet asfalt op de wegen van de Tour.
En ik zie ook Bartoli en Vandenbroucke, sierlijke engelen
in de heidense onweerslucht op de La Redoute-flanken.
Of les frères De Vlaeminck die Kannibaal Merckx 
sandwichen en meteen daarna rauw lusten tussen
de vlijmscherpe spaken van hun rode Flandria's.
En wie herinnert zich niet flandrien Dirk de Wolf
die -omdat hij de winnaarsroem niet alleen kon torsen-
in Luik wild gesticulerend op zijn vrouw roept 
maar haar niet lang daarna voor een jonge vlam verlaat,
een tuil rozen die met onzichtbare doornen is getooid.
Besluiten in stijl doe ik met de sierlijke Steven Rooks,
uit het vlakke tulpenland overgewaaid naar het dichte zuiden
waar hij richting Luik uitgroeit tot de absolute regelmaat
op het rijk gevulde palmares van La Doyenne,
een Hollandse rouleur pur sang wiens naam in mijn hoofd 
voor altijd in sierlijk schoonschrift zal geschreven staan.
Roem die nooit in rook zal opgaan.