Een jongen van tien was ik, dwepend
met een bengel die in Leicester triomferend
over de streep reed. Zo sierlijk en zo soepel,
druipend van klasse, een engel op de fiets.
Een jongen van tien was ik, die geloofde in
een onsterfelijke kampioen die won en won en won.
Tot ik, niet eens zeven maanden later, de foto zag
in de krant. Van die renner in regenboogtrui, koud
op het koude beton. En plots besefte: na dit alles
volgt nooit nog iets. Blijft dood onherroepelijk dood.
Languit en vleugellam, een streepje bloed langs
de wang. Nooit kleurde een zwart-witfoto zo rood.