Gezegend (3)

Gezegend zij mijn fietsvrienden
Zonder wie ik niet langer kan
Gezegend zij hun zweet
Hun gezwijg
En hun gehijg
Vanuit hun droge holle huig
En de kromgetrokken rug
Die zich om het stuur
Heen buigt

Gezegend zij mijn fietsvrienden
Mopperend, lachend, rochelend, vloekend over bergen
Gezegend zijn zij
Die de discipline hebben van zichzelf
het uiterste te vergen
Gezegend zij hun humor
Gezegend zij hun geest
Gezegend ben ik zelf
Dat ik er weer bij ben geweest 

Gezegend zij jij, mijn fietsvriend
Jij met het luisterend oor,
Jij met het hart op de tong,
Jij met het korte lontje,
Jij met het iets te dikke kontje,
Jij die mij uit de wind houdt
Jij met het hart van goud
Jij die mijn geheimen vertrouwt
Jij die lacht
Om de foute stoute grap
Jij en ik op die open weg
Ik en jij onderweg
Ga in vrede,
met onze fietsgebeden
Want wij lijken op elkaar
Ook al heb jij geen
en ik wel haar 

Gezegend zij mijn fietsvrienden
Mijn lotgenoten, mijn bloed
Ik zie hen, stuk voor stuk
als broers
Want linksom of rechtsom:
Opdat wij nooit vergeten
Koers is Koers