KRONIEK VAN DE TOUR 2024

week 2

Rustdag Roestdag

Na een hectische week één dagje rust,
rust die bij sommige renners roest wordt
want ze komen soms slechter uit die dag
dan de bedoeling was: geen spurtstress,
geen akkefietjes die opgeblazen worden,
wat langer in bed, wat korter op de massagetafel,
het zorgt niet altijd voor ontspannen benen en kopjes.
Een bezoek van familie, een nukkige peuter
die zijn papa in obligate sponsoroutfit ziet,
een jonge moeder die zegt dat de wasmachine
thuis de reinigende geest heeft gegeven,
de trieste tijding dat nonkel Gerard overleden is.
Plus een slecht ruikende beschrijving
over de jonge zotte hond die in de keuken
ongegeneerd zijn gevoeg blijft doen.
Voeg daar nog een lange smartphonesessie aan toe
met het thuisfront dat de strijd met de eenzaamheid
gaandeweg aan het verliezen is.

Machine Mathieu in Saint Amand Montrond

Die sprint : oké. Jasper dit keer zuiver de snelste.
Maar wat ’n lead out door een wereldkampioen
die zijn regenboogtrui altruïstisch laat gelden en
in de laatste meters zijn Hercules-potentieel
impressionant en optimaal etaleert.
Je denkt: straks rukt hij zijn stuur stuk
of gaan de trapassen er aan en wat met de ketting
die aan al die buitenaardse druk moet weerstaan, 
de pedalen die er de pedalen bij verliezen.
Van der Poel cum laude de modelploegmaat
in een helpersrol die hem alleen maar groter maakt.
Had Cavendish altijd uit zo ’n wiel kunnen komen
stonden er nu pakweg 50 Tourritten op zijn palmares.

Van lappenmand naar podium

Het Centraal Massief, een imponerende naam 
als een logge dof klinkende klok,
het harde hart van la douce France opgeborgen
tussen donkere bossen en gepensioneerde vulkanen,
oeroude tijden en afgeronde toppen in lavasteen gevat.
Gele Tadej plaatst zijn klassieke demarrage bergop,
achter hem het lichtjes haperend triumviraat
Remco/Jonas/Primoz in strijd met aanzwellende seconden.
Maar uit de Baskische lappenmand verrijst
een Deense feniks, een tengere plechtige communicant 
die rustig naar zijn oude benen zoekt.
En ze vindt, langzaam, behoedzaam
want drie maand geleden lag hij uitgeteld en
in flarden op een katafalk van zwart asfalt.
Bewondering in het bewogen dichterskopje,
een frêle mannetje dat opgestaan is uit de doden
zien winnen en wenen bezorgt me een opstoot
van ontroering, ik kus Jonas op het gegroefde voorhoofd.
En voel zijn geleden pijn, zijn verdiende vreugde.

Wout in de tang op zwarte 11 juli

Een zwarte renner die de Vlaemsche feestdag kleurt gehuld
in door Eritrea gekoesterd groen: Girmay zorgt er voor
dat alle goede dingen in de Tour uit drie bestaan en
zelfs het grofst racisme flinke deuken krijgt.
Ik juich Claus indachtig de Zwarte Keizer toe
maar besef tegelijk dat Van Aert vandaag
de oppergaai verdient die hem door Démare
is door de neus geboord in een misdadig gebaar
dat Wout regelrecht naar de dranghekkens duwde.
Ik declasseer de Fransman met plezier en
troost me om tot verzoenende rust te komen
met een warm nostalgisch kijken naar
een vergeelde foto uit de oude Tour-doos :
1951 en Hugo Koblet die in Villeneuve-sur-Lot
als pure pédaleur de charme de brug over de rivier
in ongenaakbare limousine-stijl passeert.
Met in zijn rug een sublieme oldtimer waarin
Tour-god Jacques Godet genoegzaam te genieten zit.

Omtrent Pau

Pau, schitterende stad die innig is verweven
met de Tour en de nabije Pyreneeën die trouw
de stenen wacht optrekken aan haar poorten.
Met in Lourdes binnen religieus bereik een Onze Lieve Vrouw
die al meer dan 150 jaar koppig haar grot niet wil verlaten,
stad ook die me niet zonder nostalgie doet denken
aan de Tourrit die ik volgde in de ploegwagen 
van koersgodfather Jef Braeckevelt, juli 1990:
Bruyneel en Konychev spurtten in een bloedheet Pau
voor de zege, Johan die toen nog mijn buur was
maakte geen enkele kans tegen de snelle Dimitri.
Vandaag een duel tussen twee Belgen en opnieuw 
een tumultueuze val op een zucht van de eindmeet.
Plus een verrassende juf Corona die misdadig opduikt
in maskers en volumineus gevulde ziekterapporten.

A la mémoire de Poupou

O roes opgewekt door bergketens en cols,
de immer raadselachtige schoonheid van rotsen
die eeuwenlang ruw werden opgestapeld
tot het décor waarin het hart van de Tour klopt:
in een gevecht van fel bezwete renners
met klimwerk dat royaal wordt geserveerd.
Zo niet in deze Tour waarin de trots van de Tourmalet
geen eer wordt aangedaan en zijn legendarische présence
door afwachtende toppers wordt genegeerd.
De wolkenkrabber genaamd Pla d’ Adet moet het stellen
met een late gele demarrage annex secondenwinst.
Geef mij dan maar de Poulidor van 1974 die er
op Kannibaal Merckx bijna twee minuten uitliep.
Dat verdient een standbeeld. 
Dat er al staat.
Noblesse oblige.

De moed van revalidanten

4 april van dit jaar heeft in het Baskenland
de rit van vandaag ont- en verkracht:
de nummers twee en drie in de stand
-Vingegaard en Evenepoel- gingen er toen
desastreus tegen de grond en verdwenen
als geknakte bloemen in ambulances
die hen naar een pijnlijke revalidatie voerden.
‘Normale’ mensen hebben daar op zijn minst
een half jaar voor nodig, niet deze topatleten 
van een sport die soms te hard is om mooi te zijn,
zij krabbelen altijd veel te snel recht om opnieuw
in de mallemolen van afzien en presteren te fungeren.
Jonas pompt against all ods zijn oude power
naar boven maar wordt genekt door te roekeloos
naar een superhoogte te willen opklimmen,
Remco blijft zijn moedige en constante zelve en
beperkt de schade die door de korengele Sloveen
op het ereveld van Plateau de Beille wordt aangericht.