Marie-Blanque, Soulor, Tourmalet

Deze bergen zijn een grauw
en waterig verhaal. Zij hullen
zich in zwijgzaamheid en pakken
de nabije toekomst in mist.

Op natte wegen liggen
plekken met vergrote zwaartekracht
te grijnzen in de kou. Alleen
het zweet van renners kleurt de steilte.

In dit decorum wachten wij op
een mirakel: een man die zwijgend wit
in geel verandert. Alsof het gaat
om water en om wijn.

Wij verwachten hier een snelle god,
hors catégorie, die met de glimlach
in de nevelen verdwijnt
en met de handen naar de lucht
in de hemel arriveert.

Maar hij blijft hangen
voor de poort.


Frank Pollet

Vlak

 

Kasia, Demi & Pauliena

Een heroïsch gevecht
om gele seconden

op de flanken 
van de Alpe d'Huez,

een uur lang 
brengen ze ons
in vervoering

de godinnen
van de schoonheid
van het lijden
op een koersfiets





Remco. Goud. Parijs. 3 augustus 2024

Het begint behoedzaam als een schaakspel,
aan de rand van het bord zit je beschermd 
tussen je pionnen, je droomt als Paris van
Helena, je magische medaille om haar hals,

dan barst de Trojaanse oorlog los, je schiet
als een speer uit de buik van het peloton, 
rolt de stuk geslagen aanvallen op, als een
springend paard, als een witte koning in 

razendsnelle rokade, een aerokogel
die de lucht doorklieft, zo klein dat je 
nauwelijks veld bestrijkt, op de berg neem
je het laatste stugge stuk van je bord,

in de achtergrond trapt je trouwe toren 
de ziel uit zijn lijf,  twee verschroeiende
counters van je held en de Oranjekoning 
staat schaakmat op het veld.

in je kielzog alleen nog stervende renners
smeltende kaarsjes van de Sacré coeur, 
Montmartre schildert het portret van je
tred, vrije tijd op een achtergrond van rood.

geen lekkende kasseien halen het tempo
uit je dijen, je stampt je pedalen naar het
marsveld, het roemrijke meccano van de top.
als de geschiedenis belt, neem je de hoorn op




Niet-literaire Faulkner rijdt het Parijs van Gallimard aan flarden

Kristen Faulkner, Amerikaanse met een naam
die klinkt als een klok in de wereld
van de moderne literatuur die het in Parijs,
tot ergernis van de wild klikkende fotografen
niet nodig achtte om als toffe triomferende dame 
de armen in de lucht te steken, haar gulle glimlach
gevoed met Indiaans getinte deukjes in de neusvleugels 
maakte daarna evenwel veel goed.

In haar schaduw onze nationale Lotte
die gesandwiched zat tussen Vos en Vas
maar na een sterke eenzame achtervolging
toch nog voor brons om haar hals zorgde,
met een eindjump die ze te danken heeft
aan een karrevracht ervaring op de piste.

De zilveren Marianne Vos verdient hier
het goud voor de jarenlange volharding:
met vallen en opstaan is en blijft zij
de absolute leading lady van het vrouwenwielrennen:
wie weet is ze niet op weg om Jeannie Longo
in een Methusalem-carrière te volgen.




REMCO EIFFEL/OLYMPOS

Vandaag ondergaat Parijs een naamwissel
die staat als een gietijzeren toren: Gustave Eiffel
ruimt postuum plaats voor onze nationale Remco
die dubbel Olympisch goud haalt in la Ville Lumière.
Plots wordt de Moulin Rouge ook Jaune et Noir en danst
men de French Cancan op de voor één keer wulpse tonen
van een niet stuk te krijgen Brabançonne.
Of waar een klein land groot in kan zijn.

Quel coureur, wat een krachtpatser op bandjes
die hem finaal nog bijna parten speelden: lek rijden
met stralend Olympisch goud in het vizier
is pure horror en wens je niemand toe.
De tranen van Remco leggen een glanslaagje
op de snelstromende Seine die ziet hoe een renner
in een gulzige solo-rit mokerslagen uitdeelt en
iedereen ongenadig doet sneuvelen in zijn wiel.

Hier schieten de krachtigste superlatieven te kort,
alleen bewondering en ontroering geven weer wat
op deze fietsfeestdag in talloze wielerhoofden gebeurt:
het helder op het netvlies vastleggen van geschiedenis,
het tintelend genot dat Remco Evenepoel schenkt en
de kritische monden die hij met verstomming slaat.
Lang leve Remco, dubbel gekroonde op de Parijse Olympos.





De kracht van Lotte Kopecky

De kracht van Lotte Kopecky schuilt niet in haar ronde armen
noch in haar dijbenen noch in haar billen. Noch in haar oksels 
zoals bij Michel Pollentier.
Haar kracht schuilt in haar wit zitvlak 

waarmee zij op het harde fietszadel zit
en zich voortstuwt 
met een inwendige kreet tot aan de meet.
En niemand weet hoeveel rijsttaartjes en bananen zij eet.






Rit door de tijd

de bochten vlakken uit in de windstille namiddagregen  
zodat witte glijstroken oplichten in blind asfalt
het opgevouwen lijf maalt er niet om, tart de gradenboog  

de gestalte praat alleen tegen zijn navel, niets nieuws
het NK tegenwindfietsen over de Zeeuwse waterkering 
is de evenknie van deze hemelse krachten  

schaatsers, renners, scholieren legden eveneens ooit 
hun fundament daar waar bochten overbodig zijn
waar lange wegen altijd waaien 
naar een onbereikbaar geacht wattage

watje is dan ook geen verkleinwoord van – 
de accugeneratie laadt zich mobiel op 
tot virtuele sokkelbasis
waarop in de beste versie van zichzelf de ik

na een paar klikken de gepolijste hand in de zij zet
waar blijft het onvermoeibare dwaalkind op het speelveld 
zonder vette banden, toen nog niet alles was gekleurd  


Il est 17heures, Paris s’ éveille

-gouden Remco, bronzen Wout-

Tsaar Alexander III ziet zijn majestueuze brug
krachtig omgetoverd tot Pont Remco I,
cherubijnen, gevleugelde paarden en nimfen
buigen eerbiedig hoofd en kop voor zoveel vertoon
van sierlijk en krachtig flitsen op twee wielen
die vakkundig uit de Olympische ringen zijn gesneden.
Remco en Wout rijden als uit zware valpartijen 
verrezen feniksen naar het podium dat door de élégance
van de immer fiere Eiffeltoren wordt bekroond.

Een rit tegen god Chronos, onder fikse regenbuien
die de renners doet blinken als waren ze 
van kop tot teen met massageolie ingewreven.
Koersland België viert de dubbele triomf
die door het menselijk graniet Evenepoel en Van Aert
onder een Drache Belge uit het asfalt van de Lichtstad 
met krachtige Michelangelo-houwen wordt gebeiteld,
het koningspaar zorgt enthousiast voor het perfecte plaatje.

De blinkende Remco heeft het na zijn razende race
over de kers op de tijdrittaart. Die zal smaken:
toppatisserie voor de tijdrittsaar uit Schepdaal.




Onverhoopt

Zoals ik vroeger naar mijn moeder fietste, iets lekkers in
mijn tas, het hek eerst zag en dan het lange pad,

grint onder mijn banden, de fiets tegen de garage stalde en
dan de achterdeur opende en ‘oehoe’ riep

(een uil of zoiets) en voordat zij iets terugzei en de keuken
binnenkwam, mijn jas al over een stoel had

gehangen en bordjes had gezocht voor dat lekkers, en zij
meteen koffie maakte en neus aan neus

(Eskimo’s) mij begroet had, en dan na even al de wangen
rood had van plezier, mij de tuin mee in nam,

op alles wees, de koffie nog in de hand, op een stronk ging
zitten en zuchtte, zo zou ik nog wel eens het dorp

willen bezoeken en alles terugvinden van toen, drie rondes
om de kerk in plaats van die ene, en dan pas terug.



KRONIEK VAN DE TOUR 2024

week 3

Rust in de Tour
Onrust in de wereld

Terwijl de tweede rustdag in de Tour wordt aangewend
om renners op te lappen en wat extra zuurstof te bezorgen
op weg naar de zware loodjes van de derde week
woekert in de wereld het grote gezwel genaamd geweld:
Oekraïne en Gaza blijven bloeden uit duizenden wonden,
zelfs kinderhospitalen ontsnappen niet aan de gruwelspiraal,
baby’s gaan als roze splinterbommen de lucht in en
achter dikke muren broeden generaals en presidenten
op nieuw vertoon van hun demonisch genot,
ik hoor hen lachen in de luxebubbel van kaviaar en champagne.
Journalisten dopen dan weer hun pennen in een oor 
dat republikeins bloedt en bijna heilig wordt verklaard:
de dwaze en supergeile top-gek van deze wereld lacht,
vloekt in zijn gebalde vuist en loopt met een hoofdverband
waarmee Van Gogh zijn gekte met olieverf kleur gaf.
Amerika wankelt als een grote zieke man,
Vincent kwetste alleen zichzelf en zei verder niets.

In de arena van Nîmes

De intussen welhaast helemaal vergeten Theofiel Beeckman,
mijn stadsgenoot die honderd jaar geleden
zijn pezig en getaand lijf -zo leren me de zeldzame foto’s-
hier als eerste over de eindmeet duwde
ziet nu van uit het wielerwalhalla sprinter Filipsen
gepiloteerd door een onbetaalbare Van der Poel 
met een medaille om de hals op het podium staan.
Met naast hem een hemelse Miss die evenwel
niet meer mag kussen of gekust worden.
Wat staat die daar dan te doen, vraag ik me
ouderwets erotiserend maar terecht af ?
In de schaduw van zijn Romeinse arena stuurt Nîmes
een paar renners tegen het glad rondpuntasfalt,
Biniam Girmay op kop, de zwarte gladiator
met fel rood bloed op de groene trui. 

epiloog naar 16 juli 1964

Ergens, in het broeierige Spanje dat zijn EK-overwinning
nog dagenlang zal laten nazinderen in cavabubbels en
rijke schotels fijngesneden Pata Negra-hesp
viert El Rey Miguel Indurain vandaag zijn 60ste verjaardag.
Ik supporterde intens voor deze stille vijfvoudige Tourwinnaar.
Omdat hij zo ’n sierlijk renner was en dezelfde voornaam had
van mijn overleden zoontje, ik beken, hetzelfde geldt trouwens
maar dan in een pijnlijker sfeer voor de verguisde Armstrong 
die ik blijf bewonderen omdat hij na kanker terugkwam
op het hoogste niveau in de zwaarste sport.
Ik sprak met hem over mijn Miguel en de ongenadige ziekte
die hem klein kreeg, de stilte van Lance was oorverdovend en
trilt nog elke dag na in mijn trouwe en naïeve koerskop.

Richard Carapaz Leeuwenhart

Met het woord vrede in de naam en indiaans bloed
een absolute hoogdag beleven in het wielergebeuren
dat op nummer een staat in de wereld-ranking:
Richard Carapaz, eenzaam ver van zijn familie
die in Ecuador nu beslist een feestje bouwt,
na het Olympisch goud een derde hoogtepunt
want de Giro-winst mag niet worden vergeten.
Mijn buur Laurens De Plus toont zijn sterkte
op een parcours dat geen genade kent, 
bergop bergaf, een spiegel van het leven 
dat in Frankrijk drie weken lang alles overheerst.
Over de Dender hoor ik de jubel van mama Vera en papa Geert.
Dit jaar alweer een aardrijkskundige parcourskronkel
met na de Alpen en Galibier de Pyreneeën,
een aller-retour want daarna weer de Alpen.
Neen, dit is geen Tour de France meer
maar een vierkante Ronde die vastzit aan het geld
dat gulzig wordt geteld door de familie Amaury.

Gustaaf, Vic-baby in the blue sky

Victor Campenaerts, een echte koestercoureur,
speels, aanvallend, het grote hart op de tong en
voor altijd houder van een werelduurrecord.
Plus op de handen gedragen door de ploegmaats
die zich laven aan zijn onuitputtelijke grinta,
een oer-renner uit de goede oude doos,
nog eenzaam koersend zonder hippe zonnebril,
met kuiten van porfier om U tegen te zeggen.
Vandaag in Barcelonnette de mooiste ritwinnaar
van deze Tour, alom tranen en emotie,
recht uit het gloeiend warme rennershart.
Met als ultieme toegelaten doping kleine Gustaaf,
amper op deze wereld maar nu al heerser
in the blue sky die zijn pasgeboren vader
bij zijn geboorte plots aan de hemel zag verschijnen,
zo leert mij het interview meteen na de aankomst.
Met vandaag nog als toetje op de landschapstaart
de erotiserende rotsen van Les Demoiselles Coiffées
die Victor kussen op hun granieten podium.
En vanavond een Tournée Santé in Café Mombassa.

En danseuse

De hemelhoge La Bonnette bood geen vertoon
dat correspondeerde met zijn hautain rotsenspel,
geen demarrages die de koers deden ontploffen,
geen grote namen die plots werden gedegradeerd
tot zielig zwalpende mannetjes op carbon.
Maar dan, de ultieme klim naar Isola 2000
waar skifanaten onder de gesmolten sneeuw
op een nieuwe harde winter hopen:
plots schiet de kanariegele leider als een raket
en danseuse weg van zijn lanceerplatform
dat door ploegmaats naarstig werd opgebouwd,
het kleine molentje trappend waar de Texaan
een patent op had, verontrustend moeiteloos
als je vergelijkt met de spartelende rivalen.
Waar eindigen de krachten van deze man,
vraag ik me af, waarom steekt hij zo
met kop en schouders boven iedereen uit,
waarom ziet hij er nooit echt vermoeid uit ?
Misschien viel hij wel samen met Obelix
in de toverdrank, misschien…………..

Col de Couille (Couillole)

Een testikel voor de lol, deze kloteberg die haast
met een klassiek gebaar een grijze muis baart.
Of beter: de kroniek van de aangekondigde demarrage
van de monotoon uitgedoste kanariegele kannibaal
die nog eens alle feestschotels leeg eet en er voor zorgt
dat in zijn spoor alleen voor kruimels wordt gestreden.
De moedige Jonas en Remco volgen in een slipstream
die niet van deze wereld is: spanning zero-nul 
omdat je op kilometers van de eindmeet weet
wie straks zijn zoveelste nepleeuwtje ontvangt.
Dan maar braafjes voor het scherm gaan zitten
met het oog op royaal landschappelijk moois
met dorpen en stadjes die gulzig genieten
van wat de omringende natuur hen te bieden heeft.
Met als lichtjes morbide toetje op de Tourtaart
de afdalingen langs ravijnen die zich verslikken
in de gevaren die zij zelf zo overdadig etaleren,
achter relingen en boordstenen die wegens te laag
de renners bij een val alleen maar katapulteren
naar het wachtend hospitaal of de drummende dood.

Een mondain slot in Nice

(Bij ons is het nationale feestdag met een koning
die zijn opgedirkt gezin klassiek te grabbel gooit
voor het volk dat op tricolore spektakel is belust.)
Een Cöte d’ Azur-tijdrit als slot van de Tour:
piëteitsvol denk ik aan le professeur want
zo werd de betreurde Laurent Fignon genoemd,
de sierlijke coureur-Parisien met strogeel haar en
een altijd glanzend ziekenfondsbrilletje,
in 1989 finaal fataal abnormaal geklopt door 
een pokdalige Yankee met een ossenkopstuur 
dat zo maar uit het niets van een fiets-abattoir 
over de kasseitjes van Parijs en de Tour rolde en
de chronorit zo voor een deel vervalste.
Je vous salue de tout mon cœur, Laurent.
Nice verdwijnt na de arrivé achter de coulissen
van een zware Tour met als slotakkoord
de moed van een bijna gans gerepareerde Jonas,
de mooie jongenstranen van een ontroerde Remco en
de fenomenale frisheid van een super-gele Tadej.


Umberto Saba, King Küng Freunde

‘Ieder jaar één stap vooruit en de wereld tien 
terug. Uiteindelijk stond ik alleen’ 
zoals mijn moeder voor de tapkraan van Café Cap-Ale
op de dag dat ik zou geboren worden

En nu in Nice, dit Niets 
dat mij niet verhinderen kan
ergens aan te komen
Misschien in mijn geboortedorp
waar de man in de reus verweesd zal kijken
nu King Küng voortijdig keerde uit de Ronde

Nog één reuzenstap 
en dan een flinke draai en draai naar af
In alle windrichtingen tegelijk
tieren de zwaluwen
Peace! peace! peace! peace! peace!
peace!! peace!! peace!!
peace!!!

De wereld is een glazen dorp 
en alle reuzen gooien zware kratten bier in het donker
Oude Tijden, Schoonuitzichten, Deliriums.


Saint Sauveur / Frank Koenegracht – Jonas Vingegaard

‘De brug die de overkant niet meer haalt 
moet worden getroost’

De renner met de klaplong 
verdient een tweede adem
rustige ogen
blue suède shoes
Dient
dit keer in een blijspel
een Deense prins te zijn 

die troost en danst en nieuwe bruggen bouwt.


Isola / Czeslaw Milosz – Matteo Jorgensen

Mijn god, ik hield van oesters, haring, kuit
de haute couture van kale bergen
en van geuren: kaneel, saffraan en gember
(hoe ik aanviel op elke portie rijstebrij)

Ik hield van vlammend haar, doodsbleke huid
van klimmen in begeren, afdalen in de tijd 
maar altijd aan de kant, voorzichtig aan de kant 

Kraakwit hemd, blauw pak, bebloemde das
mij rest het aandachtig toekijken 
in een gebocheld vers – een gedachtestreep 
(messcherp als een schijfrem in het onderbeen)

Ik kan nog alles dromen wat ik wil 
maar voor vandaag houdt het hier op.


Menhir, Cime de la Bonette / Umberto Saba – Wilco Kelderman

‘Het leven, ja mijn leven, is zo somber 
en duister als de zwarte kolenhandel’
van mijn vader die elke dag afdaalde 
in de kelder voor wat gekoelde flesjes bier
Maar kijk, daar is toch die kleurenwaaier 
en hier, hier zijn weer mijn duizend ogen 
van adelaar, prooi en kleine tuinman
Het is harken, graven en bewaren
Het beeldscherm is groter dan de tuin 
de tuin groter dan een postzegel
op een briefkaart
Zonnige Groeten vanuit Grupetto
Marijn op den Berg

Het leven, ja mijn leven
Het vlindert en het keldert
Ik ben bang voor elk verlies 
van tijd en tijdeloze, pinot noir en morgenglories
maar kijk, kijk, er is de renaissance van de menhirs
De rock ’n roll van bubble gum en antraciet
Het wervelt en het delft.


Salle d’ attante des Demoiselles coiffées / Norbert De Beule – meneer o

Ik verloor van de bonte was en van de strijk
een leger bloemenhemden en één wit T-shirt
Ik verloor van vuile glazen, borden en bestek
van het deksel op de neus, de kousen zonder rek

Ik struikelde over een schoen verloren op de trap
over wat boeken naast het onopgemaakte bed
waar ik elke nacht opnieuw hetzelfde droom 
Ik ben niet te stoppen, duik diep in een ravijn

Ik verloor met stijl mijn voorrang op een kruispunt
altijd met het rugnummer verkeerd opgespeld
Ik verloor mijn geld door het beleg van Dexia

Ik verloor de bollentrui aan Lucien Van Impe
Ik verloor met liefde van Marcel Kittel in de sprint
Weet: elke tegenslag maakt slechts een kleine rimpel.

Ik leerde strijken zoals ooit mijn moeder streek
kreeg nooit mijn wilde haren in de plooi.


Trente-six Châteaux / Bei Dao – Pavel Sivakov

"Wij zijn als glazen speelgoed
moeten ook zo aangemerkt:
deze kant boven, breekbaar’

Wij zijn niet bang
Wij dragen rugnummers

Wij dragen flinterdunne, doorweekte wielershirts 
onze beweegredenen, innerlijke kwetsuren
bloedbanen zijn zichtbaar

‘Wij zeggen buiten is het oorlog’
Ik zeg ooit was ik een Russische soldaat 
nu ben ik een Franse held 
in dienst van een machtige Sloveen

Alle grenzen zijn van glas
Elke renner zoekt een versterkte burcht
in het nerveuze landschap van de vlaggen

Vandaag heb ik goede benen 
zonder schroeiplek, pleister, brandmerk


Nîmes / Tua Forsström – Johannes Kulset

‘Ik heb nog een andere man gekend’
Hij was manager van een grote wielerploeg
Of beweerde dat te zijn
Hij zei dat ik nooit een rit zou winnen
Ik zei dat geen renner uit zijn ploeg ooit een rit zou winnen 
‘s Nachts maakte ik tochtjes in de bergen 
sliep dan onrustig als een jonge hengst
In mijn dromen won ik nooit
Ik zit nu bij een team
van exuberante snorren
waar niet de hardste klappen vallen
Het is tanken in vertrouwen
Het is klimmen op elkaars schouder 
Na een dag tussen de cicaden
(een blauwe snor vatte even vlam)
wordt het schommelen in mijn slaap 
( rijd nog een paar extra rondjes 
op een dolle paardenmolen)

O, die man. Werkelijk al zijn renners kwamen buiten tijd aan.


KRONIEK VAN DE TOUR 2024

week 2

Rustdag Roestdag

Na een hectische week één dagje rust,
rust die bij sommige renners roest wordt
want ze komen soms slechter uit die dag
dan de bedoeling was: geen spurtstress,
geen akkefietjes die opgeblazen worden,
wat langer in bed, wat korter op de massagetafel,
het zorgt niet altijd voor ontspannen benen en kopjes.
Een bezoek van familie, een nukkige peuter
die zijn papa in obligate sponsoroutfit ziet,
een jonge moeder die zegt dat de wasmachine
thuis de reinigende geest heeft gegeven,
de trieste tijding dat nonkel Gerard overleden is.
Plus een slecht ruikende beschrijving
over de jonge zotte hond die in de keuken
ongegeneerd zijn gevoeg blijft doen.
Voeg daar nog een lange smartphonesessie aan toe
met het thuisfront dat de strijd met de eenzaamheid
gaandeweg aan het verliezen is.

Machine Mathieu in Saint Amand Montrond

Die sprint : oké. Jasper dit keer zuiver de snelste.
Maar wat ’n lead out door een wereldkampioen
die zijn regenboogtrui altruïstisch laat gelden en
in de laatste meters zijn Hercules-potentieel
impressionant en optimaal etaleert.
Je denkt: straks rukt hij zijn stuur stuk
of gaan de trapassen er aan en wat met de ketting
die aan al die buitenaardse druk moet weerstaan, 
de pedalen die er de pedalen bij verliezen.
Van der Poel cum laude de modelploegmaat
in een helpersrol die hem alleen maar groter maakt.
Had Cavendish altijd uit zo ’n wiel kunnen komen
stonden er nu pakweg 50 Tourritten op zijn palmares.

Van lappenmand naar podium

Het Centraal Massief, een imponerende naam 
als een logge dof klinkende klok,
het harde hart van la douce France opgeborgen
tussen donkere bossen en gepensioneerde vulkanen,
oeroude tijden en afgeronde toppen in lavasteen gevat.
Gele Tadej plaatst zijn klassieke demarrage bergop,
achter hem het lichtjes haperend triumviraat
Remco/Jonas/Primoz in strijd met aanzwellende seconden.
Maar uit de Baskische lappenmand verrijst
een Deense feniks, een tengere plechtige communicant 
die rustig naar zijn oude benen zoekt.
En ze vindt, langzaam, behoedzaam
want drie maand geleden lag hij uitgeteld en
in flarden op een katafalk van zwart asfalt.
Bewondering in het bewogen dichterskopje,
een frêle mannetje dat opgestaan is uit de doden
zien winnen en wenen bezorgt me een opstoot
van ontroering, ik kus Jonas op het gegroefde voorhoofd.
En voel zijn geleden pijn, zijn verdiende vreugde.

Wout in de tang op zwarte 11 juli

Een zwarte renner die de Vlaemsche feestdag kleurt gehuld
in door Eritrea gekoesterd groen: Girmay zorgt er voor
dat alle goede dingen in de Tour uit drie bestaan en
zelfs het grofst racisme flinke deuken krijgt.
Ik juich Claus indachtig de Zwarte Keizer toe
maar besef tegelijk dat Van Aert vandaag
de oppergaai verdient die hem door Démare
is door de neus geboord in een misdadig gebaar
dat Wout regelrecht naar de dranghekkens duwde.
Ik declasseer de Fransman met plezier en
troost me om tot verzoenende rust te komen
met een warm nostalgisch kijken naar
een vergeelde foto uit de oude Tour-doos :
1951 en Hugo Koblet die in Villeneuve-sur-Lot
als pure pédaleur de charme de brug over de rivier
in ongenaakbare limousine-stijl passeert.
Met in zijn rug een sublieme oldtimer waarin
Tour-god Jacques Godet genoegzaam te genieten zit.

Omtrent Pau

Pau, schitterende stad die innig is verweven
met de Tour en de nabije Pyreneeën die trouw
de stenen wacht optrekken aan haar poorten.
Met in Lourdes binnen religieus bereik een Onze Lieve Vrouw
die al meer dan 150 jaar koppig haar grot niet wil verlaten,
stad ook die me niet zonder nostalgie doet denken
aan de Tourrit die ik volgde in de ploegwagen 
van koersgodfather Jef Braeckevelt, juli 1990:
Bruyneel en Konychev spurtten in een bloedheet Pau
voor de zege, Johan die toen nog mijn buur was
maakte geen enkele kans tegen de snelle Dimitri.
Vandaag een duel tussen twee Belgen en opnieuw 
een tumultueuze val op een zucht van de eindmeet.
Plus een verrassende juf Corona die misdadig opduikt
in maskers en volumineus gevulde ziekterapporten.

A la mémoire de Poupou

O roes opgewekt door bergketens en cols,
de immer raadselachtige schoonheid van rotsen
die eeuwenlang ruw werden opgestapeld
tot het décor waarin het hart van de Tour klopt:
in een gevecht van fel bezwete renners
met klimwerk dat royaal wordt geserveerd.
Zo niet in deze Tour waarin de trots van de Tourmalet
geen eer wordt aangedaan en zijn legendarische présence
door afwachtende toppers wordt genegeerd.
De wolkenkrabber genaamd Pla d’ Adet moet het stellen
met een late gele demarrage annex secondenwinst.
Geef mij dan maar de Poulidor van 1974 die er
op Kannibaal Merckx bijna twee minuten uitliep.
Dat verdient een standbeeld. 
Dat er al staat.
Noblesse oblige.

De moed van revalidanten

4 april van dit jaar heeft in het Baskenland
de rit van vandaag ont- en verkracht:
de nummers twee en drie in de stand
-Vingegaard en Evenepoel- gingen er toen
desastreus tegen de grond en verdwenen
als geknakte bloemen in ambulances
die hen naar een pijnlijke revalidatie voerden.
‘Normale’ mensen hebben daar op zijn minst
een half jaar voor nodig, niet deze topatleten 
van een sport die soms te hard is om mooi te zijn,
zij krabbelen altijd veel te snel recht om opnieuw
in de mallemolen van afzien en presteren te fungeren.
Jonas pompt against all ods zijn oude power
naar boven maar wordt genekt door te roekeloos
naar een superhoogte te willen opklimmen,
Remco blijft zijn moedige en constante zelve en
beperkt de schade die door de korengele Sloveen
op het ereveld van Plateau de Beille wordt aangericht.


Plateau de Beille / Tomas Tranströmer – Jonas Vingegaard

’s Ochtends trappen mensenmassa’s 
onze dronken planeet op gang
vuurspuwers, adjudanten, jongleurs met lekke banden

Zijn er bidons genoeg? Adrenaline?
Hechtpleisters?

Het is duizend jaar na de geboorte van de claustrofobie

De mannen van het licht ontsnappen 
uit het donker van hun gevallen schaduw
de donkere romp
de diepten van ellende
de gevangenis van gebroken ribben

Het is delven naar zilver, nikkel, kobalt
het gouden erts in felle ogen
Het is de eeuw van lood om lood
Industrial Manoeuvres in the Dark

Er is de schreeuw achtergelaten in een ziekenhuisbed
Een president die slaapt op bloedend oor.



Plat d’Adet / Yehuda Amichai – Guillaume Martin

Als ik een haarscherpe foto
van de planeet Pluto zie
dan vrees ik dat ik kaal word

Als ik een renner zie afdalen
op de Col du Tourmalet
dan knijp ik beide ogen stevig dicht

Als ik een dichter was
drukte ik mijn verzen op een spandoek
om iemand de weg te wijzen
bijvoorbeeld die frêle Louis Meintjes
so'n verkleurmannetjie of 'n klipspringer

En als ik een Griekse filosoof was
dan maakte ik een praatje met Guillaume Martin
over massa, macht en weersverwachting
 
Als ik een renner was dan woekerde ik 
met mijn krachten zonder kans op winst

Ik ben als een sjouwer die een grote boekenkast
dichtbundels, eerste drukken, filosofische traktaten
op zijn rug naar de Pyreneeën moet dragen

terwijl de groenvink beter weet 
rust op de groene rug van Biniam Girmay

en zo'n Boeuf Gascon, krachtige musculatuur
robuuste hoeven, blind de weg oversteekt 

Mijn lichaam blijft een amateur.


Salles - d'Armagnac / Zbigniew Herbert – Laurenz Rex

‘Ze zeggen – 
dat de kunst een spiegel is
die over de weg wandelt’

Stel je voor zo’n sprintend peloton 
renners met een grote spiegel op de rug
In een zware vergulde lijst
ziet Laurenz Rex
hoe hij voorbij wordt gesneld
door zijn groene kopman 
Het is dan de kunst 
om in juichen uit te barsten
Get it on (bang a gong)
Sleep de hele jungle 
in je mandje van huisvlijt

Wandelen is voor oude krokodillen
terwijl dronken klokken luiden, alarmbellen afgaan
presidenten namen wisselen met hun vijanden.


Lot / Norbert De Beule – Nathan Van Hooydonck

Vandaag knippen we het geel uit zwart, geel, rood 
het zwart uit zwart en wit
We zwaaien niet met vlaggen
We liegen niet om goud
We zijn speels en onbezonnen
Een jongetje roept: ‘What the fun!’

We plakken het verleden bij wat vandaag gebeurt
Nathan Van Hooydonck maakt nog een paar toertjes met de fiets van Jonas Vingegaard
Een leeuwenhart maakt rare sprongen
Het gras is gaan liggen in het hooi
De leeuw slaapt bij het lam

Dit is een feestdag
Een zwarte Madonna rust op haar troon
bevrijdt Jonas Vingegaard van zijn ongeloof

Uit een gitaar rolt gele traan.



Bastide Monflanquin / Ted Hughes – Kévin Geniets

God probeerde Kraai te leren praten
‘Liefde,’ zei God. ‘Zeg Liefde.’
Kraai verkrampte

Van bij de start ontsnapt een renner 
uit de kleurenwaaier van het peloton 
Kévin Geniets in een kampioenstrui 
zonder enige vorm van reclame 
(vlammend rood, maagdelijk wit en hemels blauw)

Ergens aan de kant van de weg 
staat een jongen of een meisje
(schuldbewust het gezicht bedekt) 
met een kartonnen bord
‘Kévin épouse-moi’
Kévin Geniets duikt weer in de buik van het peloton

‘Liefde, zegt God. ‘Zeg Liefde’
Wat verderop staat een jonge vrouw 
ze toont een bord
‘COU COU MAMAN’

Kraai kiest voor de crash
Kévin Geniets ontsnapt aan kraaienval.


Col de Perte / Miroslav Holub – Fred Wright

'Daidalos Victorious knutselt in het labyrint
En overal die Icarussen, zwermen’

Meer dan 8 miljard Icarussen 
proberen te ontsnappen
In de luchthavens
(alle bagage wordt geweigerd)
In de overvolle winkelcentra 
(geen ontsnappen mogelijk uit de massa)
Uit de zandkastelen
Uit de steden
(alle kerktorens vallen om)
Uit het vulkanisch gebied 
(alle bergen spuwen vuur)

In de Ronde van Daidalos 
mist Alfred Brockwell Wright
mogelijks een erfgenaam van de Wright Flyer
(het eerste gemotoriseerde vliegtuig)
(12 seconden in de lucht)
bij het begin van de wedstrijd
de aansluiting met het peloton
Hij verliest minuten

Zijn vader slaat een glas om
‘It’s only pain‘ 
kalkt een gevallen Icarus op het wegdek
uit het team van Kras & Co.

Fred Wright eindigde als enige buiten tijd.


Le mirage d’Orval / Remco Campert – Jasper Philipsen

“Poëzie is een daad van ontkenning
Ik ontken dat ik leef, dat ik niet alleen leef”
Ik lees en wandel alleen, dat wel

Lees op de gevel van de kleine winkel
RTV   HOOP EN HERSTELLING
Miele
Siemens
Philipsen
Je moet blijven geloven
Een kruis slaan bij elk voorteken

Een jonge vader loopt achter een kinderwagen
om zijn conditie te verbeteren
na een nachtje uit
De baby slaapt tevreden
Ooit wint hij de sprint in een uitverkoren rit

Ik ontken dat ik schrijf
De werkelijkheid haalt mij soms in.


KRONIEK VAN DE TOUR 2024

in drie epische episodes

week 1

Barmhartige Bardet

Een mini-Giro om de Tour op te starten:
elk jaar kwijnt Frankrijk verder weg
in de steeds buitenlandser wordende topkoers
waarin monsieur Prudhomme zijn portefeuille
voor de meest biedende opengooit om daarna
als een zelfvoldane man van lichte zeden
in zijn bloedrode sponsorauto een groot uitgevallen
karikatuur van Napoleon staat of zit te zijn.
Firenze als startplaats: Leonardo da Vinci ziet
hoe zijn stad in een korset van carbonbuizen wordt geperst,
het mondaine Rimini begroet een paar uur later
Romain Bardet die met de hulp van Frank van den Broek
-de Hollandse versie van onze betreurde bimbo d’oro VDB-
de eerste gele trui om de frêle schouders krijgt,
de ultieme bekroning voor deze Barmhartige Samaritaan
in een peloton dat doorgaans weinig of geen genade kent.

Cia caro Pirata !

In Cesenatico wordt Marco Pantani elke morgen
wakker gekust door diepblauwe Adriatische zeegolven,
de gestolde piraat weent zijn versteend drama los
in duizend onbegrepen tranen waar de Tour nu
eerbiedig het anders zo hautaine hoofd voor buigt.
In de sacrale stilte van haar gekwetste huis prevelt
mama Pantani haar dagelijkse klaagzang
over de gevallen engelzoon van wie zij de onschuld
hardnekkig blijft verdedigen, haar Pavese leeft.
Tussen zoveel moederverdriet is geen speld te krijgen,
ook niet door Kevin Vauquelin die in Bologna
zijn jour de gloire met een spaghetti bolognaise bekroont.

Eritrea kleurt Torino

Op weg naar Torino sterft Fausto Coppi in Tortone
zijn zoveelste gitzwarte malariadood,
de ultieme campionissimo knikt goedkeurend
wanneer het verre Eritrea door Binam Girmay
naar een nooit eerder geziene hoogte wordt gepusht,
een Parnassus waar alleen blanke goden thuis waren.
In mijn kinderjaren ’50 zag ik elk jaar één keer                                                                                   -1-
een zwarte man in hagelwitte kiel die op de Pasenkermis 
in een papieren puntzak anijsbollen verkocht,
Binam is nu de exquise snoep voor mijn smaakpapillen,
ik savoureer deze exotische en sierlijke atleet
die er niet meteen als een rasecht spurter uitziet
maar wel over de gratie van een snelle bolide beschikt,
de verrassende magie van een flitsende zwarte Ferrari.

Bergaf Gigant Galibier

Het granieten monument genaamd Galibier levert
een snelst dalende gele Sloveen op met Valloire
als potentiële zelfmoordaankomst.
Zonder dat er doden te betreuren waren.
Ik snelde er ook een paar keer naar beneden
maar steeds met de verkrampte vingers aan de remmen,
ooit zag ik de Tourmalet afdalend het cijfer 70 
op mijn computertje verschijnen,
de schrik sloeg me om het hart bij zoveel dwaasheid
op twee flinterdunne reepjes rubber.
Remco remde, ik kon hem daar in volgen,
thuis wachtte zijn familie, inclusief Penelope.

Recordman Panter Cav

Cavendish die terecht wordt neergezet
als de Manx Missile heeft in Saint Vulbas
de mij onbekende heilige aan zijn kant
wanneer hij als een veelkleurige panter pijlsnel
van gat naar gat springt en welhaast
met de vingers in de snuivende neus
het stoomstormspurtend peloton het nakijken geeft.
Ik zag ooit in de Tour de Suisse van 2010
Cav voor mijn ogen in een horrorsprintcrash 
tegen het asfalt gaan: ik hield er mijn hart vast.
Dat nu enthousiast en onstuimig voor hem klopt.
Bieke Purnelle columnt in de krant
dat dit soort exploten van het wielrennen
de allerbeste sport in de wereld maakt.
Please, Bieke, voeg er nog de allermooiste aan toe.

Geen remmen op Remco

De dag nadat Groenewegen zijn gelouterde ziel
tussen opvallend gerespecteerde dranghekkens 
in Dijon-le-Moutarde triomferend over de eindmeet gooide
brak de gloriedag van Remco Chrono aan:
de Schepdaalse bolide duwde 25km lang                                                                                                    -
al zijn power uit de magistrale dijen.
Deze tijdrijder pur sang, Belg met de grootste motor en
heerser in het ultieme nummer van de wielerwaarheid,
een streling voor het koers minnend oog dat zich
niet laat verleiden door wat geel gescharrel in de marge
van het dagelijkse Tourverhaal. Als nog iemand twijfelt
over wat Remco in zijn mars heeft
bindt hij nu best in of maakt zich anders cito presto
aan meer dan 50km per uur uit de lome voeten.

Le Grand Fusil knalt niet langer meer

Terwijl Evenepoel zijn sterkste wapen bovenhaalde
viel in de buurt van Clermont-Ferrand het grote hart
van een al even grote oude Tourcoryfee stil:
Raphael Geminiani, bijgenaamd Le Grand Fusil
om een reden waarmee je vooral erotische kanten uit kan
ontsnapte ooit aan de zeis van de malaria-dood
die Fausto Coppi toen fataal is geworden.
Gem haalde net geen honderd lentes.
Zijn fiere karakterkop met brillantine in het haar,
het mooie palmares met veel hoogtes in de Tour,
zijn eerlijke en open kijk op het dopingspook:
ik koester deze seigneur van het Franse wielrennen en
treur nu extra omdat ik hem vorig jaar bezoeken wou
in een rusthuis in Pérignat-sur-Allier.
‘Je vous attend, monsieur le poète’ zei hij aan de telefoon
maar de dag voor de afspraak haakte hij af,
zijn ‘Je dois aller à l’ hôpital’ kon me niet gans overtuigen,
zijn zoon schreef me wat later verontschuldigend
 ‘que son papa n’ aimait plus la publicité’.
Aartsengel Raphael ontfermt zich nu over het grote hart
terwijl Yvette Horner voor hem de musette speelt.

Biniam boven

Groene Girmay haalt snel zijn tweede gram:
de donkere superatleet met de hagelwitte tanden en
een glimlach die elk kil hart doet smelten
laat Charles de Gaulle jubelen in zijn statig graf
dat in Colombey-les-deux-églises waakt over
de resten van de dapperste aller 20eeuwse Galliërs.
De generaal die twee wereldoorlogen strijd leverde
tegen het moordend Teutoons geweld bekroont
de Eritrese held met het Légion d’ Honneur waarmee
meteen ook gans sportend zwart Afrika wordt gefêteerd.
Girmay die zich in een onberispelijke stijl net als                                                                                      -
Abdel Kader Zaaf een glaasje wijn mag permitteren.
Maar daarna niet uitgeteld en uitgezakt tegen een boom
zal moeten boeten voor een overdaad aan alcohol. 

Gravel of moet er nog stof zijn

Een mini Strade Bianche op weg naar Troyes
waar de champagne royaal wordt ontkurkt
voor de moedige renners die door het witte stof
zwart voor de ogen zien en hoestend het einde halen,
opgejaagd door de pantsers van Erwin Rommel
in een woestijnoorlog van kamwielen en derailleurs.
Jonas, Wout en Primoz, de grote ongeluksrenners 
van het voorjaar verdienen alle stoflof
omdat hun getergde longen dit hebben overleefd,
de pijngrens van renners is hors concours,
dit zijn geen luxepaarden die achter een balletje aanhollen,
kijk naar hun getormenteerde koppen, de gelikte wonden.
Jasper Stuyven bijt zijn sterke tanden stuk,
o onmacht bij deze oneerlijke overdaad aan net niet,
voor Anthony Turgis knallen de champagnekurken
als keurig afgestofte muziek in de oren.



Trois Roys / Paul Snoek – Tadej Pogacar

Van mijn eerste tot mijn laatste lichaam 
laat in mij toch alle winnaars los
Eerst de jonge danser op de zandweg 
dartel als de dagpauwoog of kleine vos

Later de jager met het bloed van jonge wolven 
die aast op tijd en malse buit
Altijd de stralende, helmboswuivende 
op kale berg of witte wegen 

Laatst de renner die het geel zal dragen 
van grote rollen zon de brede grijns
en al mijn lichamen zal vragen 
Winnaar, laat mij al de winnaars zijn

of soms ook even niet.


Colombey-Les-Neuf-Eglises / Jack Spicer – Alex Zingle

“God moet een groot oog 
hebben om alles te zien
wat we hebben verloren of zijn vergeten”
in alle kerken, beklimmingen en afdalingen tegelijk

Jonas Abrahamsen draagt op zijn witte pak
wel honderd rode ogen
zij zien de droom van een jonge Noorse renner
Alex Zingle springt over een dood lichaam 
dat achteraf niet dood blijkt te zijn
Wielrenners verliezen zichzelf 
soms in andere wielrenners
Een sprint is een soort van doodsstrijd 
waarin je altijd hoopt te kunnen herrijzen
Als je opspringt uit de doden
danst de aarde
met alles wat leeft
de kroegtijger en het zevenblad
de kale jonker en de tjiftjaf 
In het marmer van de kerken 
tekent zich een nieuw patroon
Alex Zingle ontsnapt uit duizendknoop
In Oostenrijk valt alsnog het vonnis

Ik weet niet meer wat ik heb verloren
dat ik ooit opnieuw verliezen zal
Ik denk het oog van god
en de vierde knoop in derde knoopsgat.


Nuits- Saint- Georges / Charles Bukowski – Waterdrager

“Bezorgd dat de mensen je niet langer 
voor gevaarlijk houden
bij dronkenschap”
Bezorgd dat ik buiten tijd aankom 
een oude knol tussen de wijngaarden

Stond ik maar dronken aan de start
als Pavel Smirnoff
of Dylan Delirium
tegenwijzers in de kop

Het is tijd voor droesem in de fles
Tijd voor natte handdoek in de ring
Trappen op een zure adem
in een voorgoed verloren tijd
Het is tijd om te ontsnappen uit Bidonville
Als Jack Daniel misschien
of Johnnie Walker
wandelstok tussen de wielen

Bezorgd dat ik na mijn laatste wedstrijd
masker af 
en billen bloot 
gedoopt
in oude Port
“ zal moeten luisteren 
naar de ene poëzievoordracht
na de andere
na de andere …”

dan nog liever waterdrager
in een peloton van geheelonthouders.


Dijon / Charles Simic – Arnaud De Lie

“Wanneer ik rundsvlees eet, is dat een ceremonie
dan eet ik mijn voorvaderen
dan eet ik het land dat zij bewerkten"
met een lik mosterd van Dijon

Ik ben de stier van Lescheret 
Ik ben het liefst onder de koeien 
maar hou wel van mijn zwarte sokken 
en bruingebrande armen 

Tijdens een sprint laat ik mijn helden 
herleven in mijn bloed 
gedoopt met mosterdzaad, mierikswortel, lavendel

Ik hou van rood, geel, zwart
Zie mijn toekomst als de koeien 
groen en mals als gras

maar vandaag wint rood, wit, blauw



35!

Alle sprinters zij mij lief,
ik hou van hun kracht, hun
snelheid en hun lef

maar het mooist vind ik
de branie & de tranen
van the Cav


Miel Vanstreels



Côte du Cheval Blanc / Radna Fabias – Biniam Girmay Hailu

Biniam Girmay is een toffe peer
Ik ben een vrouw
Biniam Girmay is beest en geest in één gebed
smeekbede met felle sprintersbenen
Ik ben een vrouw en in mijzelf genoeg
Biniam Girmay had ooit een droom
Ik ben een wielrenner in een verblindend wit land dat smelt 
en alles gaat verschuiven wat ooit was
Ook een wielrenner heeft gevoelens
denkt na 
barst soms in tranen uit
weet wat hij mist
en vecht
een wielrenner is geen kamikaze geen voetangel geen morgenster geen slinger geen ongeleid projectiel geen buskruit geen brandmerk op een zwarte hengst een vader met een kind 
weet waarom hij pijn heeft
Biniam Girmay kan een zwart continent doen dansen 
op de pedalen
knalt door elke landgrens, boomgrens, droomgrens
zet alles op zijn kop 
en tolt
Een dansend peloton in volle sprint is een bruidsstoet met ongenode gasten

een wielrenner is geen strafregel
een wielrenner is geen strafregel
een wielrenner is geen strafregel

ik laat nooit meer een champagnekurk in oogbal knallen.


Galibier / Ilya Kaminsky – Jonas Abrahamsen

Ooit was er een tijd waarin renners niet praatten 
maar sigaren rookten
“we kunnen elkaar niet bereiken
met woorden alleen”

Ook nu klimmen renners in de Repbliek der doven
troosteloos, asgrauw 
terwijl aasgieren en iguanodons steeds luider schreeuwen

“Het kost maar een paar minuten 
om een mens te worden”
maar het lichaam van de klimmer krijg ik nooit
verzucht Jonas Abrahamsen 
terwijl hij op een derderangs klim 
aanvalt en het publiek ment
als een applausmeester

De wereld wordt geregisseerd
door aftelklokken, weegschalen, smartphones

En het woord is steen geworden en dranghekken
En alle woorden rollen van de berg
Er zijn steeds meer rooksignalen
“Heer geef ons wat U al hebt gegeven:
 een groene trui, een bollentrui, Uw strijdlust”

Alles wat in rook opgaat, wordt een droom
die nog even werkelijk blijft.


Smetje van Lichtervelde

Gilbert Desmet (1931-2024)

Er is geen beeld zo zwart-wit dat je het niet
inkleuren kunt. Van onze coureur bijvoorbeeld,
die ooit in het verre Vrankriek over Tourmalet
en Peyresourde reed, van onze held die ginder,
au maillot jaune, tegen Anquetil, Poulidor,
Bahamontes en al de Groten der Aarde streed.
 
En dat terwijl hier het gezichtsveld van
de zomer zich nog beperkte tot dorpel en dorp,
de radiostem van Maurice Dieudonné vanuit
open fabriekspoorten en cafédeuren waaide,
de televisiebeelden schaars waren en ik op
een driewieler rond de keukentafel draaide.
 
Er is geen beeld zo zwart-wit dat je het niet
inkleuren kunt. We doen het hier, meer dan
een halve eeuw later, nog vaak en met velen.
Als we Smetje, als kwieke senior, nog altijd
even gedreven en passioneel, voorbij zien
fietsen. In al onze ogen voor altijd in het geel.
 






Turijn Primo / Levi – Primoz Roglic

“Se questo è un uomo?”
Van een baby die heel vaak ziek was
groeide Primo Levi uit tot overlever van de Holocaust
Zijn daden bij het verzet begonnen voorzichtig 
met het aanbrengen van de slogan
VIVE LA PACE op de bankbiljetten

Primoz carrière als wielrenner 
begon na een zware val als schansspringer 
een recordsprong in een mogelijke dood

Primoz krijgt een team met rode vleugels
 (Hindley, Vlasov, Denz)
om hem te behoeden voor een val 
hij tekent een kruis op elke arm

Zalig zij die vrede brengen
Zalig de eenhoorn en de moede hinde
De gekneusde mens die bidt om skioord.


Bologna / Pier Paolo Pasolini – Frank van den Broek

Arm groen vogeltje, vanuit de boom laat jij de hemel zingen
Maar hoe pijnlijk jou te horen fluiten als een kleine jongen 
die de kruisbanden scheurt van zijn knie 

dit is een rit in de vorm van 666 bogen
dit is een rit in de vorm van een slang
die kronkelt omheen zijn eigen schreeuwlelijk gelijk

“ Ik kom van de ruïnes, uit de kerken,
de altaarstukken, uit de dorpen
achtergelaten op de Apennijnen of de Vooralpen”

waar alles draaide om het leven na de dood
onder een hemel van wapenschilden.

Ik ben de nachtegaal van de gevallen torens
Hoe pijnlijk jou te horen fluiten 
in het ziekenhuis met een gescheurde milt

“Het is gewoon een wielerwedstrijd,” zegt een jongen
“Het is gewoon afzien op de fiets”
Hij kijkt omhoog naar de strepen in het licht 
en plant een nieuwe strijd.


Côte de San Marino / Marino Moretti – Romain Bardet

In San Marino leefde ooit een dichter 
die werkelijk niets te zeggen had
In zijn gedichten overheersten 
de verveling en het grijs

en de zwakte van de mens
in zijn verzet tegen de bergen en de tijd

tussen bonsais en ingevallen burchten
trappen renners harder dan hun schaduwen
om te ontsnappen uit de dwergstaat – 
Mark Cavendish zit heel scheef op zijn fiets
raakt steeds verder weg van zijn verleden

Het is goed een dwerg te zijn 
met hele kleine schrammen
de verweerde kop als postzegel
op een brief van Florence naar Rimini

of Il Postino met de glimlach van Romain Bardet
“ Hij kent alle steden
waar de dichter met het onwetend hart
nooit van dromen zal.”


Monumentenpoëzie

Als een jongentje
van acht - zo kijk ik nog steeds
het liefst naar de koers




















Koersen doe je niet
voor vandaag of morgen,
koersen doe je
voor de eeuwigheid
Aldus de wielertoerist
die al zestig jaar
geen deuk 
in een pakje boter 
rijdt

















Klik op afbeelding voor vergroting

Fietsen

      Voor Paul Rigolle

Als ik fiets overmant me
een vreemd soort geluk.

Elke omwenteling:
een omhelzing van de tijd,
van wat er ooit is geweest
en van wat er ooit zal zijn.

En soms is er enkel nog het nu:
een blij en eeuwig vergeten,
een ode aan de vergetelheid.

Ik hou van lange, rechte wegen
de blik helder en gefixeerd,
wonderlijke vorm van meditatie.

Als ik fiets ben ik niet langer
een kleine ik, maar alles en iedereen.

Elke trap een ode
aan het lichaam, de liefde,
de beweging en alles om ons heen.

Fietsen is pure mystiek.


Ik voel elke val

Met een harde smak val ik in een betonnen greppel
of met een te groot verzet 
aan een te grote snelheid 
mis ik een bocht
en wie rijdt daar toch tegen mijn zoevend achterwiel.  

Ik glijd over het wegdek naar het zachte gras op de berm. 
Mijn rennersbroek is erg gescheurd en ik ben al 
door het vloeiende bloed besmeurd.   
Een groot renner worden en dan vallen, godverdomme. 
Ach, eindelijk is de ambulance daar en ik denk: wat een stiel.  





 

Dertien vragen voor elke wielerkampioen(e)

1. Heb je wel goede benen?
2. Eet je genoeg en op tijd?
3. Rijd je niet te veel achteraan?
4. Heb je een goede ploeg? 
5. Heb je een heldere kijk op het koersgebeuren? 
6. Neem je niet te veel risico's? 
7. Val je niet te vaak op het harde wegdek? 
8. Rijd je nog graag op een racefiets?
9. Storen die oortjes in je oren? 
10. Verdraag je wel een extreme hitte?
11. Verdraag je de koude (regen, sneeuw en hagelstenen)?
12. Doe je in je vrije tijd nog andere sporten zoals snelwandelen, schaken
      en schansspringen?  
13. Ken je wel genoeg Engels voor het geval dat je een koers zou winnen? 

Op al deze vragen moet een kampioen niet antwoorden, want een groot
kampioen moet niets en is een zwijgende winnaar. 







Bloemen worden slechts gegeven aan de meet

(Amstel Gold race voor dames) 

Lorena Wiebes dacht dat zij gewonnen had, 
stak haar arm in de Limburgse lucht 
en was na de aankomst boos op zichzelf 
en weende bittere tranen 
want Marianne Vos jumpte in extremis als eerste over de meet.

Ook ik was al twee keer tweede in mijn lang leven 
en voel dus mee met die nu wat wiebelende Wiebes. 
Maar het lot is een arbiter elegantiae 
en ik beweer : het is beter om te vroeg 
te juichen dan te laat te moeten treuren.    
       




SANTA ELISA LONGO BORGHINI

De Brabantse Pijl, gekneld tussen Roubaix en Amstel,
een koers dwars door het heuvelland van Breughel
waar rijstpap en geuze dagelijks culinair aan de slag gaan:
de markt van Sint Kwintens Lennik ademt koers
in meer dan honderd jonge vrouwen in een outfit
waaruit de beroemde schilder gretig kleur kan pikken,
de ochtend is lentezacht en zonnig, ik kijk naar
de rensters die op het startschot staan te wachten.

Op de eerste rij een koekjes knabbelende Vollering
-bij deze dame valt geen fringale te verwachten-,
naast haar een in zichzelf gekeerde Elisa gehuld
in de tricolore Italiaanse kampioenentrui,
haar blik gefixeerd op het stille voorwiel,
met de regelmaat van een klok slaat ze kruistekens,
op de achtergrond kijkt de spitse kerktoren toe.

Waar denkt Elisa aan, aan haar dorp Ornasso
waar het water van het nabije Lago Maggiore
met een staalblauwe hemel duelleert ?
Of aan mama Guidina en papa Fernando, de steile klim
naar het Santuario della Madonna del Boden ?

Een paar uur later doen de kruistekens hun werk:
Santa Elisa triomfeert solo in Overijse, allelujah.
O zoete smaak van religieus geïnspireerde druiven.



Kasseien

Ik ben twaalf
met vrienden van de handbalploeg
rijd ik op weg naar 
een zaal voor onze match van de dag
over de Wilhelminakade.
Ik moet er alles voor doen
om op die harde, gladde keien
overeind te blijven
en ik ben doodsbang 
voor de tramrails vlakbij,
bang dat ik daartussen kom
met mijn wiel.
Ik moet nog spelen straks,
maar dit is al een zware wedstrijd.
Mijn lijf schudt en bonkt
als ik door de Veldstraat in Gent stuur,
weer minutieus mijn stuur
sturend over de gladde, glimmende kasseien,
achter mij giert die tram,
naast mij lonkt de blinkende rails.
Ik voel mijn billen, mijn rug,
mijn armen.
Ik voel mijn hart kloppen 
in mijn keel.
Ik kom van het Stadskantoor,
waar ik mijn belastingsplaatje
voor mijn Gentse fiets moest kopen.
Ik rijd over de kasseien van het Rabot,
angstig, moe, boos dat deze lijdensweg moet,
voor dat stomme plaatje voor het
nieuwe kalenderjaar.
Maar als ik het nog volhoud
tot de Hoogstraat,
bel ik daar bij de Hotsy Totsy Club,
om te vragen of Guido Claus
met me wil praten.
Over zijn broer, over Boon,
over de Letteren.
Even een pauze, een interval
op deze martelgang,
deze helse tocht
in een deel van Gent dat ik niet goed ken.
Ik stap af, beurs gedreund, stramme benen.
Ik bel aan, nog eens,
een brede, stevige man
doet open.
Ik stotter wat.
Nee, nu kan hij niet,
later misschien,
ik moet maar bellen.
Ik kruip weer op de fiets,
schudt en zwalk verder.
De pijn verbijtend.





KEMMEL, DE KILLER

 of de fatale val van reus Redant

De realiteit kan hard en meedogenloos zijn,
ook in de koers, renners zijn vaak sandwichman 
voor een spektakel op leven en dood,
toeschouwers gapen wielerdrama’s aan of treuren en
leven snikkend mee wanneer het noodlot toeslaat,
ik sla hier deemoedig een mea culpa
voor mijn gedicht ‘Renners sterven niet’
dat alleen maar klopt bij de gratie van de romantiek
die de dwangarbeiders van de weg generaties lang
in de hoofden van supporters doen overleven,
ook al vielen hart en wielen stil.
Anders wel een knap gedicht.

Alle terreinen zijn macaber goed om een renner
tot in Ispahaan door de dood te laten achtervolgen:
de brute genadeslag komt zelden bergop,
klimmend tussen grauwe muren van graniet
of het dood-wit gruis van de Ventoux
waar Tom Simpson zijn kleinste versnelling
niet meer rond kreeg en stamelend uitdoofde
als een kaars waarvan het laatste vet was opgebrand.
Afdalingen zijn veel ongenadiger en roepen
renners in bochten en ravijnen tot de orde,
Casartelli blijft met zijn fatale val 
op de helse flanken van de Portet d’ Aspet
op mijn netvlies gebrand in een orgie
van gulpend bloed, de gekloven schedel 
op de katafalk van gitzwart asfalt,
een mooie jonge renner onder de guillotine
van de fatale val, met Museeuw als dichtste getuige.
Op het vlakke doemt Jempi Monseré steeds weer op,
de jonge wereldkampioen met James Dean-look
die zich in een ordinaire Vlaamse kermiskoers
op een kille en mistroostige late winterdag
tegen een al even ordinaire Mercedes te pletter rijdt,
een regenbooggekleurde Christus met gespreide armen
aan het betonnen kruis genageld, een macaber beeld 
dat de camera’s induikt voor de kranten een dag later.
En op de piste verstoort en doorboort Stan Ockers
met een val op het winters Antwerps houten ovaal
mijn verre kindertijd, veel jaren later miste ik
een laatste Gentse zesdaagse-avond omdat Isaac Galvez
er zich een dag eerder in de hitte van de pistestrijd 
op de balustrade had te pletter gereden,
de Spaanse long aan de ribben gespietst, 
een renner-toreador op de hoorns van de stier,
het sneeuwwitte Lam Gods in zwart lycra gehuld.
In het veldritveld viel dan weer het hart stil
van Geert De Vlaeminck - zoon van wintergod Eric-
die in de modder en langs prikkeldraad op zoek was 
naar zijn vaders’ roem. Die voor hem onbereikbaar bleef.
O noodlot dat twee wielen en een hart stil legt,
o klassiek fatum der Romeinen in het amfitheater
van de koers die omgevormd wordt tot brood en spelen
met als finish de neerwaarts wijzende duim van de keizer.

Maar naast de hard dichtgeklapte deur van de dood
stapelen de verwondingen zich op, de verminkingen ook
die de gevallen atleet soms levenslang beboeten met
een verlamming -zie het trieste fenomeen Roger Rivière-
of een arm die voor altijd krom en slap blijft zitten 
aan het door een val getormenteerde lichaam.
De Parijse Dôme des Invalides is te klein om
alle zwaar gekwetste renners op te vangen,
ook mijn vriend Hendrik Redant verdient er een plaats
met zijn ellenboog die hij aan flarden viel
in de gevreesde afdaling van de Kemmelberg tijdens
de intussen ter ziele gegane 3-Daagse van De Panne,
we schrijven 2 april van het niet gezegend jaar 1997.

Redant, jarenlang mijn buurman en good old friend
met steeds de jeugdige glimlach om de lippen,
een man om een huis op te bouwen of samen
het Brugse bier Straffe Hendrik mee te drinken,
rots in de branding van kasseikoersen,
een reus met uit Vlaamse klei gevormde kop.
Na een dolle rit vanuit Parijs stak hij in Tours
de armen als een opstijgende albatros in de lucht,
ter compensatie van een gemist identiek gebaar 
op het betonnen ovaal van Roubaix:
de eeuwige roem en kassei waren hem niet gegund
nadat hij er in de finale solo naar op weg was maar
door een stomme lekke band werd genekt.
Zijn dies irae 2 april 1997 begon anders wel rustig,
hij voelde zich bij Farm Frites als een patat in zijn schil en
zou die dag tussen Zottegem en Koksijde proberen
om Peter Van Petegem aan de zege te helpen,
in een rit met twee beklimmingen van de Kemmel.
Hendrik zag die koppige puist in het landschap wel zitten,
de conditie was prima met dat jaar al een zege in Wanzele en
een ereplaats in de Omloop, toen nog Het Volk.
De gekasseide helling trilde onder de supporters en
in het Ossuaire Français keerden de poilus zich
in duizendvoud met hun pover resterend gebeente
in het voor altijd doodstille massagraf,
op deze plek grijpt de oorlogsgruwel je naar de keel,
de kruitdampen zijn er tot lentenevels vergaan,
met de regelmaat van een ouderwets tikkende  klok 
worden er nog niet ontplofte granaten opgegraven,
meer zelfs: heel af en toe gaat er nog een boer
die ploegend op zo ’n exemplaar stoot de lucht in,
de locals leven er op het ritme der geschiedenis,
de oude strijd krijgt er nog vaak een nieuw kleed.
Maar terug nu naar Hendrik en zijn private oorlog
die dag op deze bloedbult van het krijgsgebeuren
dat in de streek met Chinese inkt wordt omcirkeld:
hij zit bij de eerste Kemmel-passage midden in het pak,
de kasseien grinniken met hun harde stenen kaken
wanneer ze boven hen de renners zien lijden
als bontgekleurde Christussen van de koers.
Plots een uit de houder springende drinkbus,
isotone drank die ontsnapt en het wegdek spekglad maakt,
renners beginnen te schuiven over de natte vlekken
met een massale val waarvan Hendrik hoofdacteur wordt
tot gevolg, tot vandaag weet hij niet wie voor hem viel
-het zou Magnus Bäckstedt kunnen zijn-,
alle rode lichten floepen aan, een slagveld ontplooit zich
met de snelheid van een bliksemschicht,
de grond beeft bij zoveel neerstuikend vlees en bot,
Hendrik ligt op het grint naast de kasseien,
ziet vanonder zijn scheefgezakte worstenhelm 
hoe een been uit zijn rechter ellenboog steekt,
naast hem een snel groeiend plasje bloed,
in hoofd en ogen de ultieme verdwazing,
het schokkend lijf dat verder alle dienst weigert,
fotograaf Piet Van Belle springt van de motor en
legt met een klassieke snelle klik het drama vast,
een mini-wereldoorlog wordt Hendriks’ bijtend deel,
hij die cols, koude, wind en regen klein kreeg
wordt op de door legers kapot geschoten helling naar
de versplinterde finish van zijn carrière gekatapulteerd,
in een flits ziet hij twintig jaar koersen aan zijn oog passeren,
een flou geprinte polaroid waarop warm bloed druppelt.
Ambulance, hospitaal, ijverige dokters en verplegers,
het kundig ineen knutselen van een versplinterde ellenboog
die niet meer helemaal recht te krijgen is,
weg de gestrekte armen van de overwinning,
daarna snel de gevallen fiets gedwongen aan de haak.

Postscriptum

Het gekwetste dier -sorry, Hendrik, maar deze omschrijving
is hier, gezien slachtpartij en slagveld, wel op zijn plaats-
blijft eenzaam achter, de trage hersteldagen aftellend
in zijn huis in Denderwindeke, gelegen op het parcours 
van de Vlaamse Ronde. Die aan hem voorbijgaat.
De trainingsmaten komen medelijdend langs, 
hun kleurrijke outfits pijnigen zijn ogen,
voor hem geen blits koersplunje meer, geen helm,
geen drinkbussen, weg racefiets en massageolie.
Tot op een dag de deurbel en de bezoekende jonge Merckx.
Samen met een kale compagnon, the Boss himself,
nog herstellend van operatie en giftige chemokuur.
‘Lance vond het erg genoeg om mij met een bezoek
te vereren’ mailt Hendrik me, begrip- en respectvol naar
de voor eeuwig gedoemde zondaar Armstrong toe,
de keiharde en niets of niemand ontziende Texaan,
wel met een hart voor wie door tegenslag wordt getroffen.
Ikzelf draag het gele Livestrong-armbandje in aeternitas.
En de vriendschap van Hendrik in mijn hart



Gepubliceerd in De Muur 84

© Foto: Piet Van Belle